JN UK EERSTE KAMER DEK STATEN-GENERAAL.

739

liefde bestaat voor de zeevaart, zou het ongetwijfeld bij hen niet ontbreken aan jonge mannen, die gaarne als vrijwilligers bij de Nederlandsche marine zullen dienen, indien zij slechts zekerheid hebben niet met hun schip buiten Indie gezonden te worden. Deze leden achtten het daarom zeer gewenscht den toeloop van inlandsche schepelingen bij onze marine te bevorderen.

Verzorging van de geestelijke belangen van het personeel.

Met groote ingenomenheid en instemming had men kennis genomen van de verklaring van den Minister in de Tweede Kamer (Handelingen bladz. 2292), waarin door hem het standpunt werd aangegeven, dat z. i door de Overheid moet worden ingenomen met betrekking tot de bevordering van den godsdienstzin op de vloot. Met dien bewindsman was men van oordeel, dat het brengen van het Evangelie aan de menschen niet op den weg ligt van de Overheid, maar behoort te worden overgelaten aan de Kerk en onder bepaalde omstandigheden, aan het particulier initiatief.

Vliegdienst.

Eenige leden wezen op de groote wenschelijkheid van het oprichten van een vliegdienst voor de Marine, met het oog op den verkenningsdienst. Deze wordt tot nu toe ter zee door zoogenaamde „scouts" verricht. Daar dit schepen zijn met eene zeer groote snelheid en dus zeer zware machines, zijn zij zeer duur. Zij hebben voor ons bovendien het nadeel, dat zij, eenmaal buitengaats, daar wellicht zeer bezwaarlijk weer binnen zullen kunnen komen, wanneer zij daarin door de vijandelijke vloot verhinderd worden. Vliegtuigen missen beide bezwaren. De laatste proeven met hydro-aëroplaans - o. a. die van Curtiss schijnen zeer bevredigende resultaten opgeleverd te hebben. Nu, bij hoofdstuk VIII, gelden voor een vliegterrein en school zijn aangevraagd, zouden de zeeofficieren zeer goed aldaar tot vliegeniers kunnen worden opgeleid.

Haven te IJmuiden.

Daar IJmuiden eene uitnemende uitvalshaven voor torpedobooten - zoowel voor bovenwater- als onderzeebooten — is, vroegen sommige leden, of het geen aanbeveling zoude verdienen, om, in de visschershaven aldaar een soort bomvrij reduit te maken. Dit zoude, volgens hen, kunnen bestaan m een wal van beton, aan de zeezijde van de Westelijke havenkade aangebracht. Daardoor zullen de tegen die kade liggende booten tegen horizontaal vuur (en dat is toch alleen van oorlogsschepen te verwachten) beschermd zijn. Zij wenschten den Minister dit denkbeeld in overweging te geven.