123

van Ossian komen dan ook, enkele uitgezonderd, door hunne epische breedheid en de rhapsodiesch-muzikale behandeling van het gedicht bepaald nader bij de ballade en rhapsodie, dan bij het lyriesch gevoelde lied.

Wij komen tot hetgeen Schubert op het gebied der eigenlijke ballade en de daarmede verwante romance voortgebracht heeft. Door den grooten rijkdom der middelen van uitdrukking, waarover hij te beschikken had, door de aan het genie verleende begaafdheid, om uit het binnenste van den dichter te putten en aan de afzonderlijke momenten van het gedicht fijne en karakteristike gestalten te verleenen, was hij er geheel toe geroepen, ook in dezen zangvorm eene belangrijke schrede verder dan Zumsteeg en de, hem waarschijnlijk geheel onbekende, berlijnsche componisten Eeichardt en Zeiter te doen, en zoo menig gedicht voor alle tijden in toonen te herdichten. Daarentegen blijft het echter ook een feit, dat hij, afgezien van Erlkönig en andere balladen, in deze eigenaardige kunstsoort niet die ideale volkomenheid bereikte, waardoor hij zich in het lyrische lied heeft gekenmerkt. Hoewel Schubert in de meesterlijke teekening van de in de groote balladen voorkomende détails en in de aangrijpende waarheid, waarmede hij de lyrische momenten behandelt, nog steeds ongeëvenaard is, toch moet over het geheel genomen op dit gebied de palm aan Carl Löwe worden toegereikt, die, scheppend optredende, in zijne beste balladen deze zangsoort tot haar toppunt opvoerde , terwijl hij, door het nauw concentreeren van een volksthümlich gezang, aan het epiesch zich ontwikkelende verhaal dien grondtoon verleende, welke, naar gelang der situatie , melodiesch , harmoniesch en rhythmiesch gewijzigd, de beteekenis der afzonderlijk op den voorgrond tredende partijen bepaalt en der geheele ballade de ware stemming verleent en haar als het ware doortrekt.

Van de gezangen van Ossian zijn de twee groote toongedichten: Loda's Gespenst1 en Die Nacht in vrijen vorm (rhapsodiesch) behandeld, terwijl Das Madchen von Inistore en Ossians Lied nach dem Falie Nat hos zich meer bij den gewonen liedvorm aansluiten, terwijl overigens het laatste en nog meer Kolma's Klage en Kronaar in grootschen stijl geschreven zijn. Muzikaal belangrijk zijn zij allen, en het karakter van het demoniesch-spookachtige, dat de zangen des dichters kenmerkt, en het over woeste heiden en hoekige rotsen gespreide nevelduister met fantastische luchtverschijningen bevolkt, verkrijgt, door de karakteristike wijze, waarop Schubert's genie zich in de situatie verplaatst, de volle krachtige uitdrukking.

Wist Schubert, in de evengenoemde toonschilderingen, de toehoorders reeds door den klank der eerste accoorden in eene hun vreemde wereld te verplaatsen en hun fantastiesch gevoel op te wekken, in de bij Walter Scott's gedichten gecomponeerde liederen 2 bereed hij het gevleugelde ros door het veld der romantiek op zeer handige wijze, en zoo ligt dan weder over de geestelijke liederen — die overigens niet allen

1 Het slotgezang in Loda's Gespenst: nHeïl Morvens König", enz. is, volgens een vertrouwbaar bericht, niet door Schubert gecomponeerd, maar werd door een bekwaam dilettant »in het belang der afronding" aan het stuk toegevoegd.

2 Behalve de gezangen uit W. Scott's, Fraulein vomSee zijn daartoe ook te rekenen: Richard Löwenherz (uit Ivanhoe), Lied der Anna Lyle (uit Montrose) en Gesang der Norna (uit de Zeeroover).

even belangrijk zijn i, de gewijde tint der godsdienstige bespiegeling gespreid. i (Slot in het volgend nommer.)

BERICHTEN.

Botterdam. — Sedert ons laatste nommer gaf de heer S. de Lange wederom twee uitmuntend saamgestelde orgelbespelingen in de Groote Kerk. De eerste op Vrijdag den 30 Juni bracht het volgend programma ten gehoore:

1. Prseludium en Fuga, (C-moll), J. S. Bach. 2. Aria uit de Matthaus Passion, van J. S. Bach, Transcriptie,Kobert Schaab. 3. Orgel-Concert, (G-moll No. 3) G. F. Handel. 4. Andante , Transcriptie uit de D-dur Symphonie, J. Haydn. 5. Transcriptie, (Festgesang an die Kün stier) F. Mendelssohn Bartholdy.

De tweede orgelbespeling had op Vrijdag den 14 Juli plaats met dit programma: 1. Praeludium, (Es-dur), J. S. Bach. 2. Koraal Voorspel, (Wachet auf, ruftuns die Stimme Evang. Gez. 32), J. S. Bach. 3. OrgelSonate (No. 2), F. Mendelssohn Bartholdy. 4. Het O o stenrijkschVolkslied, gevarieerd door Ernst Koehler. 5. Fuga, (over den naam : »Bach") B. Schumann.

Schiedam. — Op den avond van 7 Juli 11. had in de zaal »Musis Sacrum," alhier een feestviering plaats, die in vele opzichten merkwaardig was.

't Was dezer dagen zestig jaar geleden, dat de heer W. Hütschenruyter voor het eerst als toonkunstenaar te dezer stede optrad, terwijl hij, in ruimen en beperkten kring onafgebroken werkzaam gebleven, thans nog met onverflauwden ijver aan den bloei der zangvereeniging »Euterpe", als directeur, zijne krachten wijdt.

Genoemde vereeniging meende deze buitengewone gebeurtenis niet onherdacht te mogen laten, zonder echter uitsluitend voor zich de eer te begeeren den heer Hütschenruyter te toonen hoe hoog Schiedams kunstminnaren hem achten. Daarom koos zij boven de drie leden uit haar midden, nog vier personen buiten de vereeniging, om de regeling dezer zaak op zich te nemen, van welke taak deze commissie zich uitstekend heeft gekweten.

Door de feestcommissie de toepasselijk en smaakvol versierde zaal binnengeleid, werd de vijf en zeventigjarige jubilaris met daverende toejuichingen ontvangen, en door de leden van »Euterpe " een koor uit den 95en Psalm van Mendelssohn, met opzettelijk ter eere van den verdienstelijken toonkunstenaar vervaardigde woorden, gezongen.

De voorzitter der feestcommissie, de heer H. A. M. Boelants verhief, na den jubilaris alvorens uit naam van jong en oud het hartelijk welkom te hebben toegeroepen, in eene korte, maar welsprekende toespraak de veelzijdige verdiensten van den toonkunstenaar als directeur en muziekonderwijzer.

In 1811 trad, volgens den geachten feestredenaar, de heer Wouter Hütschenruyter voor het eerst te Schiedam als muziekonderwijzer op. Onder zijne leiding bloeide meer dan vijf en twintig jaar het gezelschap Overeenstemming uit Kunstgenot. Onder zijne leiding stond de Zangschool, aanvankelijk door het Departement der Maatschappij tot nut van 't Algemeen opgericht; thans nog wordt de vereeniging sEuterpe" met jeugdigen ijver door hem, als directeur, geleid.

1 De sehoonsten daaronder: Pax vobiscum, Vora Mi inleiden Maria, en Fest Allerseelen zijn door Herbeck voor gemengd koor ingericht en aldus in druk verschenen.