15 Augustus 1871.

Acht en Twintigste Jaargang. No. 16.

CAECILIA.

ALGEMEEN MUZIKAAL TIJDSCHRIFT VAN NEDERLAND.

UITGEGEVEN ONDER GEREGELDE MEDEWERKING VAN

W. P. G. NICOLAÏ, EICHAED HOL, JOH. BASTIAANS, J. C. BOERS, ED. DE HAETOG, Prof. W. MOLL, Prof. A. D. LOMAN, Mr. J. C. M. VAN RIEMSDIJK, Mr. J. N. VAN HALL, G. A. HEINZE, M. A. BRANDTS BUTS, J. B. LITZAU, DAVID . KONING en anderen.

Do uitgave geschiedt op den len en 15en van iedere maand bij MARTINUS S IJ H O F F te 's Gravenhage, aan wien men alle stukken de redactie en de uitgave betreffende gelieve te adresseeren. Prijs f 1.50, fr. p. p. f 1.65 per kwartaal. Men abonneert zich voor den geheelen jaargang'. Advertentiën worden berekend tegen 12% cent den regel, groote letters naar plaatsruimte.

Voor bet loopende jaar (te beginnen met 1° Mei), kan men zich abonneeren voor f 4.—, fr. p. p. f 4.40.

Inhoud. Beoordeelingen: Twaalf tweestemmige liederen zonder begeleiding, van Richard Hol. Op 59. — Het eerste en het laatste groote Ilandelsfeest in Engeland, door Prof. A. D. Loman (met bijlage). — Berichten. — Bach en de Bach-vereeniging. Fantasio en W. 11. Riehl door Mr. J. C. M. van Riemsdijk. — Correspondentie.

BEOORDEELINGEN. Twaalf tweestemmige liederen zonder begeleiding , van Richard Hol. Op. 59, twee deeltjes a ƒ0.65 elk. Eigendom van den uitgever Louis Roothaan te Utrecht, 1871.

Als het debiet van bovenstaand werkje niet zóo groot is als het om deszelfs voortreffelijkheid verdient, dan zou daarvan de schuld kunnen te zoeken zijn in het gemis aan een nadere omschrijving van den inhoud op den titel of in het volslagen ontbreken van eenig voorbericht. Om daaraan te gemoet te komen moge hier eene opgave en classificatie van den inhoud voorafgaan aan de, eigentlijke beoordeeling.

Het twaalftal liederen is onder drie rubrieken te brengen: A. Kinderliederen, B. Volkszangen, C. Liederen voor schoolgebruik.

Tot de kinderliederen behooren No. 12 »Muisje klein muisje" van C. van Koetsveld, C.Ez. en 9(?) »Onze meester" van Frans de Cort; tot de volkszangen No. 1, Volkszang van S. J. van den Bergh, No. 3. «Aan en af" van J. Yserinkhuijsen en, hoewel slechts ten deele, No. 5 »Hoofd en hart", No. 7 »de Jonge Zeeman" (van denzelfden dichter) alsmede No. 8 »Lied uit den armen Samuel" van J. J. Cremer. Voor schoolgebruik blijven dus over No. 2 »De Maan" No. 6 »Aan de duinen" No. 10 »Het vogeltje" van Yserinkhuijsen; No. 4 «Avondlied" en No. II »De nachtegaal" van ongenoemde dichters.

Aan kinder- en volksliederen bestaat bij ons te lande grooter behoefte dan aan liederen voor schoolgebruik. Immers , wat zingen de kinderen uit den lageren stand, wat hoort men bij feestelijke gelegenheden van het volk ? Melodiën zonder (of, helaas! met zedelooze) woorden uit populaire opera's — Offenbaehiana door draaiorgels bekend gemaakt en verspreid! Blijft dus aan de eene zijde den wensch naar kinder- en volksliederen slechts gedeeltelijk bevredigd — aan den anderen kant voorziet Hol's werkje in waarheid in eene bestaande behoefte en moe¬

ten, met uitzondering van een enkel noinmer, de keuze der gedichten en de muzikale interpretatie er van als om strijd en hoogelijk geprezen worden.

Zoo noodig ter rechtvaardiging van bovenstaande indeeling, tevens ter nadere karakteriseering van de muziek der liederen, moge er hier op gewezen worden, dat men van kinder- en volksliederen verlangt: eene eenvoudige, bevattelijke en dus gemakkelijk te onthouden melodie, liefst eenstemmig en als zoodanig volkomen bevredigende of voorzien van eene tweede stem die hoofdzakelijk met de melodie in tertsen of sexten gaat; modulatiën naar andere toonaarden dan die der Dominante moeten vermeden worden. Bij liederen voor schoolgebruik mag cle componist reeds verder gaan. In de school kan geoefend en verbeterd worden en doet dus eene meer gekunstelde stemvoering, eene meer verwijderde modulatie, afwisseling van tempo of rhytmus, veelvoudiger gebruik van nuanceering (pp. p. f. <r -^>) enz. enz. eerder goed dan kwaad.

Aan al deze eischen heeft onze componist voldaan; slechts No. 9 »Onze Meester." maakt eene uitzondering. Het, om zoo te zeggen, »vaudeville-karakter" van dit lied, de gestadige verandering van nuance en beweging, de tegenstrijdigheid in melodie en tekst in het laatste versje bij de woorden »Heere, 'k maakte er mensehen van", ondanks het «bedaard en ernstig " dat de componist voorschrijft, maakte op schrijver dezes een onaangenamen indruk. Gelukkig dat slechts dit éene nommer als »een vreemde eend in de bijt" aan te wijzen is. Immers alle overige gedichtjes, reeds werd daarop gewezen, zijn met zorg en smaak gekozen en groot genoegen gaf de kennismaking met die van den tot hiertoe onbekenden dichter J. Yserinkhuijsen. Het moet den componist hoog toegerekend worden , dat hij alle sentimentaliteiten en liefdesverzuchtingen buiten gesloten heeft en als eene bijzonderheid in onzen tegenwoordigen tijd mag er op gewezen worden, dat het woord «liefde" slechts zelden, en dan nog in godsdienstigen zin, voorkomt.

Heeft de componist blijkbaar veel werk van dit schijnbaar nietig opus gemaakt, dan mag de kritiek in eene juiste waardeering er van niet achterblijven. Zoo moet dan nog vermeld worden : dat beide stemmen in vioolsleutel geschreven zijn en met geringe uitzonderingen de eerste niet hooger dan f" (of f) niet lager