60

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

titel Rond de Vlaamsche Opera wordt een bewering van het Brusselsche theaterblad 1'Eventail beantwoord. Het genoemd Antwerpsch instituut, dat Fauré's Pénélope gaat opvoeren onder Rhené-Baton's leiding, zou volgens die verdachtmaking met groote toelagen in 't leven worden gehouden tot verdringing der Fransche kunst, die het toch naar nu weer zou blijken, door gebrek aan Vlaamsche zelf niet kan missen. Muziekwarande stelt voor dat men te Parijs wederkeerig eens een Vlaamsch werk zal geven; 1'Eventail zal daar een opera kunnen aanwijzen die tegenwoordig de kas van den Brusselschen Muntschouwburg vult. (Dat is namelijk De Herbergprinses). Aan Roger Graham, den muziekuitgever te Chicago, wordt een verhaal ontleend over het ontstaan van den Jasz-band. In zijn woonplaats had even vóór den oorlog het Café Schiller van Sam Hare geweldig succes met een orkestje van den neger Jasbo Brown, vooral met diens praestaties als hij dronken was: hij blies cornet en piccolo tegelijk, liet op den beker van de cornet een inmaakblikje trillen, ontlokte zijn instrumenten de zonderlingste geluiden en schreeuwde daartusschen vervaarlijk. Om hem iets aan te bieden of om een extra mopje te hooren riep men telkens: Nog een, Jasbo? Nog een Jasz! — Const. Godelaine vergelijkt Leken met den ook op 24-jarigen leeftijd gestorven Rodenbach, die denzelfden drang naar het grootsche, dezelfde spanningen en uitbarstingen doet beleven. — L. Lambrechts schrijft over het Gentsche trio-De Guchtenaere-GadeyneCeulemans, dat z.i. uitnemende hoedanigheden heeft maar van de beste meesters niet de beste werken brengt, zijn publiek moest winnen door ook eens een zangeres te doen optreden en zich een medewerker kon verschaffen voor kwartetspel af en toe. Hij meent ook dat het Vlaamsche temperament niet past bij Dvorak en dat de Bohemers het bewijzen. — De Vragenbus geeft aanleiding tot meedeelingen over

Zandonai; verder tot het noemen van adressen; voor kunstliederen onzer landgenooten wordt mevrouw Noordewier aanbevolen, voor volksliederen uit ons land de heer Van Trigt te Groningen. — In „Het hoekje van den beiaardier" krijgt men berichten over 't herstelde klokkenspel te Ninove (30 klokken, 5 van F. B. I. Plincon aldaar, anno 1770, 16 van Dumery, 9 nieuwe van Omer Michaux, chromatische toonladder op f, grootste klok 160 K.G. dus een miniatuurbeiaard). — De „Muzieknieuwsjes" vermelden Urlus* triomfen bij Wagnervoorstellingen in Antwerpen, de daar binnenkort te verwachten premières van Hansen's De verboden vrucht en Jef van Hoofs Meivuur, de vertooning van Rimsky-Korsakof's De gouden haan, en velerlei meer. Arthur Wilford ontvangt een felicitatie met zijn onderscheiding, de gouden palmen der Kroonorde. Ten slotte wordt Hullebroeck's catalogus van den Vlaamschen liederenschat voortgezet.

Het praatje van de maand.

Ik heb het er bij vorige gelegenheden al eens over gehad, dat er altijd succes hebbende reclame-middelen zijn. Wanneer er van een tooneelstuk gezegd wordt dat het bepaald goor is, dan brengt het zijn geld op, en een roman die verboden wordt is een goudmijn. In de muziek is nog steeds de doeltreffendste reclame: iets vinden. Gij moet een verloren geachte compositie van een groot componist terugvinden of Gij moet door ouderdom vergeeld met noten beschreven vellen papier te voorschijn halen en dan met een stalen gezicht beweren, dat het een vergeten manuscript van Bach of Beethoven is (Mozart is ook goed). Een reclame-middel dat onfeilbaar werkt.

Onlangs is het weer begonnen. Allerlei berichten kruisten elkander. Dit keer was te Weenen of liever waren te Weenen gevonden fragmenten van Gustav Mahler's