CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

121

gezang verzacht tot vleien. Wanneer de muziek zich later tot een geheel zelfstandige kunst ontwikkelt, vooral de instrumentale muziek, zijn schijnbaar al deze banden met de vroegere afkomst verbroken. Doch alleen schijnbaar zegt Combarieu en hij geeft ons dan talrijke vergelijkende voorbeelden om het te bewijzen.

Inderdaad verdienen de werken van Combarieu in ons land, waar men nog zoo zeer aan de oude schematische methode van muziekverklaring vastzit, algemeener gekend te worden.

iii Hiimi mtiiiiiii iiiiiiiimiiini iiiu ii i »ui uiii iitiiiiniii 111 tii iHii i iiiii ii iii ii i iiiii ii riii 1111111111 in ii i ui 111 ii iii ii iii^

Muziekbespreking.

Wij moeten hier Schafer nog dank zeggen voor zijn bij Noske verschenen opus 16 en 17. Het had eerder mogen gebeuren, al weet hij wel dat menigeen miskend zou zijn, als hij van zichzelf liet gelden:

In dem lauten Saaie denkt mir keiner nach, dankt mir keine Seele, was die meine sprach.

Velen zullen Karl Weitbrecht's Wenn ich Abschied nehme met hem meevoelen bij zijn overpeinzing die herinnert aan Der Tag ging regenschwer und sturmbewegt, maar zonder eenige notengelijkenis en bij zijn klokken die den aardschen nacht uitluiden en den hemelschen morgen inluiden. Zij zullen dikwijls zijn al dertig jaar ouden, eenvoudigen maar voor een twintigjarige wonderlijk rijken weerklank willen hooren van Lenau's lieven, stillen lenteweemoed, en het wijde geluk ondervinden, waarvan Keuls' gedicht Zomernacht hem deed getuigen met muziek die Wagner en Brahms verzoent in essentieel maar betrekkelijk nog rudimentair door Jensen reeds getroffen tonen, en de nachtstemming van Wang-Seng-Yu's eenzame, wier verlangen schreit tot den verre die 't nooit begrijpen zal.

Door de vijf Interludes van opus 17 voor piano heeft Schafer zich weer anders

geuit, met een Assai vivace zonnig in glinsterende zwierige beweging van dubbel metrum en alterneerende melodiepartijen ; met een Andante sostenuto meditatief, half elegisch, naar Brahms' Intermezzi zweemend; met een Allegro vivace, jong en blij-tevreden, even Chopin's b duur prélude voor den geest brengend en Grieg's liedje van Bruinoogje; met een Andante con molto espressione zwaarsmartelijk in doordringenden octavennadruk maar groote reactieverscheidenheid, opstandig en berustend; met een Allegro molto bravourvierend en harmonisch boeiend in een prachtige concertétude.

Studie vorderen al deze composities, ook een studie; men aanvaarde dit korte bericht als voorloopig.

Weinigen zijn bekwaam om ze geheel naar den eisch te vertolken, maar duizenden vermogen ze te leeren kennen, en ook die geven stellig den schenker in hun gedachten de hand.

„Guido Gezelle" heeten coupletten waarmee Caesar Gezelle den dichter huldigt, eenigszins naar den aard van een middeleeuwsche ballade. Daarover schreef J. P. J. Wierts een wegens tekstuitvoerigheid lang, overigens beknopt stuk voor gemengd koor zonder begeleiding. Hij bewees zijn kundigheid, zorgde voor symmetrie, vermeed het eentonige door vierkwarts- en zesachtstenmaat-wisseling op welgekozen plaatsen, illustreerde doeltreffend en vond hartelijken klank. Bij de woorden „En dien Eenen-ei !-dien weerstaat men niet" verviel hij helaas in liedertafelstijl. Het is heel jammer, toch moeten wij hopen dat flinke volkszangvereenigingen het lied zullen zingen, ook om de kans op vermeerdering van Gezelle's lezers. v. W. iinjiiiiifiifuiu'...' .* ' ra»WHiNH/fMHW»mH/»JWN//iiHNmiiiiiiiimi)iiimiiiH

Vraag en Antwoord.

„Kwartetspeler" schrijft ons: In het 7e strijkkwartet van Beethoven is een der deelen getiteld La Malinconia.