92

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

lang betrachten titel mocht voeren, waarmee tevens de offlcieele erkenning van Vlaanderen's muzikale onafhankelijkheid een feit was.

Om de draagwijdte hiervan naar waarde te beseffen dient men de Belgische toestanden op gebied van kunst-onderwijs — die zoo geheel anders zijn dan de Nederlandsche .— eenigszins te kennen.

Terwijl het hier te lande aan het persoonlijk inititiatief overgelaten is het kunstonderwijs te regelen, en iedereen zou mogen een muziekschool stichten die den weidschen naam „Conservatorium" draagt, is kunst in België regeeringszaak: de Staat monopoliseert en centraliseert het kunstonderwijs geheel. Het aantal privaatmuziekscholen is dan ook zoo klein dat het haast niet meetelt. België heeft vier Conservatoria: te Brussel, Luik, Gent en Antwerpen, en in wezen is het onderwijs er op dezelfde leest geschoeid, omdat alle Conservatoria aan een zelfde programma onderworpen zijn. Eenige uitzondering maakt Gent, waar de leerling op zijn verzoek, of op dat zijner ouders, onderwezen mag worden door middel der Fransche, of der Vlaamsche taal; en Antwerpen, waar alleen in 't Vlaamsch mag geleeraard worden. De groote organisatoren van dit gecentraliseerd onderwijs waren Fétis en Gevaert, de beide eerste directeuren van het Brusselsch Conservatorium; Fétis van af de stichting in 1832, en Gevaert van 1871-1908.

Het muzikale onderricht aan de Belgische muziekhoogescholen omvat de geheele opleiding: vanaf de elementaire solfègeoefening tot de hoogere compositie, zang, opera, declamatie en alle instrumenten. Over 't algemeen studeeren mannelijke en vrouwelijke leerlingen gescheiden. De meeste hoofdcursussen worden driemaal per week gegeven. Het offlcieele stelsel maakt een strenge discipline mogelijk. Een leerling die voor een bepaald hoofdvak ingeschreven is, is daarbij ver¬

plicht tal van nevenvakken te volgen: solfège, harmonie, letterkunde, muziekgeschiedenis, orkestspel, koorzang, kamermuziek, enz. Niemand kan examen doen, voor hij het diploma van solfège verworven heeft. Hiervoor wordt, benevens het theoretisch deel, het van blad zingen in de zeven sleutels, transponeeren, enz. gevergd.

Uitgangsexamens worden afgelegd voor eene, aan de school vreemde jury.

De regeling van den tweejaarlijkschen compositieprijskamp „Prijs van Rome" heeft niet direct met de Conservatoria te maken, maar is toch ook een instelling van de Regeering.

Het onderwijs aan de Conservatoria wordt gratis gegeven. Alleen betaalt de leerling jaarlijks een klein inschrijvingsrecht (vóór den oorlog 5 fr.) Tot een zeker getal kunnen ook buitenlandsche leerlingen de lessen volgen, hun inschrijvingsrecht bedraagt echter iets meer (vóór den oorlog 200 fr. per jaar.)

Ziedaar in groote trekken het officieel muziekonderwijsplan in België, zooals het toegepast wordt te Brussel, te Luik, te Gent, en te Antwerpen.

Doch naast die conservatoria bestaan er in andere plaatsen muziekscholen van beteekenis. Men vindt ze in dorpen zoowel als in steden. Het zijn geen staatsdoch gemeentescholen, maar die onder zekere voorwaarden toch ook staatssubsidie genieten, die soms tot het vierde van het budget bedraagt. De staat onderscheidt die scholen in vier categorieën: le die van provinciehoofdsteden, 2e die der kleine steden, 3e die der groote —, en 4e die der kleine dorpen. De muziekscholen der eerste categorie moeten minstens twee solfège-cursussen geven, zes uren in de week, koorzang, een klaviercursus van minstens 6 uren, een cursus in de vier strijkinstrumenten, en vier andere vakken; vier openbare uitvoeringen per jaar geven, in een speciaal gebouw gevestigd zijn, een biblio-