202

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

Hoe men met den Freischütz heeft durven omspringen

door

WOUTER HUTSCHENRUYTER.

Den 5en van deze maand was het honderd jaar geleden, dat Carl Maria von Weber stierf. Alles wat op, of over dien gedenkdag gedacht, gesproken of geschreven is, zal in 't eind zijn neergekomen op 'tgeen toch steeds als het hoogtepunt van 's mans werk moet worden genoemd, op den „Freischütz".

Over die mooie, eeuwigjonge opera is reeds zóóveel geschreven, dat het moeielijk schijnt met iets nieuws voor den dag te kunnen komen.

Ik ben zoo gelukkig geweest bizonderheden op te diepen, die maar aan weinigen bekend zullen zijn, en dus het meedeelen aan onze lezers zeker waard zijn.

De eerste bron waaruit ik heb geput, is een boek dat veel te weinig gelezen wordt; het draagt den titel „An Englishman in Paris", vermeldt niet den naam van den schrijver, maar verraadt door zijn inhoud dat deze moet zijn geweest, iemand die in de kringen der diplomatie, der „society" en zelfs aan het hof volkomen thuis was. Die Engelschman vertelt van de opvoeringen van den Freischütz te Parijs, die de opera totaal verminkt en bovendien vermeerderd met allerlei heterogene muziekstukken ten tooneele brachten, en van een curieus incident, dat hiervan het gevolg was.

Het succes van den Freischütz prikkelde natuurlijk de theaterdirecteuren te Parijs; in verschillende schouwburgen werden „bewerkingen" van die opera gegeven, die alle het origineel wreedelijk verminkten, en waarvan één — de door CastelBlaze onder den naam van Robin du Bois saamgeflanste adaptatie — een lange reeks van opvoeringen beleefde. In 1841 bleek de toenmalige directeur der groote opera te Parijs, ernstiger plannen te hebben: hij nam den Freischütz in zijn speelplan op,

liet Emilien Paccini een vertaling van den tekst maken (die zeer goed uitviel) en droeg Berlioz op, recitatieven te componeeren, om den gesproken tekst (die in de groote opera niet geduld werd) te vervangen.

Berlioz, vurig vereerder van Weber, ging met gloeienden ijver aan het werk; bij die gelegenheid instrumenteerde hij ook de „Aufforderung zum Tanz", om die als balletmuziek te laten dienen. De zaak liet zich veelbelovend aanzien; maar Pillet, de directeur, bedierf haar. Hij vreesde dat de voorstelling te lang zou duren, en „sneed" zoo onmeedoogend (zelfs de mooiste gedeelten) dat Paccini en Berlioz zwoeren geen voet in het theater te zetten wanneer die verminking zou worden gehandhaafd, en — toen de directeur zich niet stoorde aan die bedreiging — openlijk bekend maakten dat zij niet verantwoordelijk wilden zijn voor diens onartistieke daden.

Dat alles liet Léon Pillet koud! De voorstellingen trokken veel publiek; de kas stroomde vol; wat kon hij meer verlangen? Hij had geen voorgevoel van 't geen hem boven het hoofd hing!

Een zekere graaf Tyskiewicz, even groot minnaar als kenner van muziek, bovendien (trots zijn poolschen naam) in Duitschland gezien als critisch gezaghebber, redacteur van de „Musikalische Zeitung", komt naar Parijs. Als hij verneemt dat in de Opera de Freischütz wordt gegeven, wordt hij nieuwsgierig; hij wil wel eens zien hoe dat echt-duitsche werk door de fransche kunstenaars wordt vertolkt, en koopt een toegangsbillet. Maar, reeds midden in het eerste bedrijf wordt hij zoo woedend over de verminkingen, over het onvergeeflijk omspringen met tekst en muziek, door zangers, spelers en dirigent, dat hij naar den dienstdoenden commissaris van politie vliegt, en van dezen eischt dat hij zal zorgen, dat men den compleeten Freischütz zal geven.

~De commissaris maakt hem, op de meest