CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

275

nu verder als bekwame mannen; met het jaar werd er vooruitgang geconstateerd. De Binnenrotte was inmiddels gedempt; het niet welriekende water had plaats gemaakt voor een breede verkeersweg en dies kon de firma ook aan verbeteringen gaan denken. Er verrees aan de zijde van de Gedempte Binnenrotte een nieuw pand, waarin de piano's en de vleugels tot koopen uitlokkend uitgestald konden worden; het aantal bezoekers en klanten en dus ook de winst groeide gestadig. In 1896 verloor de firma haar oudsten leider Jan Rijken, die zonder twijfel het leeuwendeel heeft gehad in het tot bloei brengen van de zaak. In zijn plaats trad zijn zoon Anton, (zooeven heb ik hem U reeds voorgesteld als de man die het vroolijk kijken niet laten kan) die eerst drie jaar bij een meubelmaker gewerkt had, vervolgens in de reparatieafdeeling van de firma en toen nog bij de bekende pianofabriek van Adam te Wezel. Hij werkte nu samen met Frits en de beide neven konden het opperbest vinden. Frits kwam in 1908 te overlijden. Zijn zoon W. G. A. Rijken kwam in zijn plaats. Ook hij had een degelijke technische opleiding genoten, onder andere in de pianofabrieken van Adam en Grotrian Steinweg te Brunswijk. Mede onder zijn bestuur was het, dat in 1911 werd overgegaan tot verbouwing van het pand aan de Binnenrotte, waardoor drie groote zalen voor menschen en instrumenten ter beschikking kwamen, zalen, die thans voor een kapitaal instrumenten bevatten van bescheiden pianino's af tot de kostelijkste vleugels en kostbaarste pneumatische apparaten toe. Maar het duurde geen tien jaar, of er ontstond wederom gebrek aan ruimte; in 1923 moest er opnieuw een zaal bijgebouwd worden; in die, onder leiding van den bekenden decoratiekunstenaar Jaap Gidding geheel in modernen trant ingerichte zaal, demonstreert de firma nu alle schatten op het gebied van electrische en pneumatische instrumenten. Een jaar tevoor werd ook de oudste

zoon van Anton Rijken, Jan, in de firma opgenomen, een jonge man die, der familietraditie getrouw, gewerkt had bij Adam, bij Grotrian Steinweg en vier jaar in Amerika bij Steinway & Sons te New-York, in welke plaats hij ook een school bezocht voor ingebouwde piano's en er het diploma behaalde; met hem aan het hoofd staat de jonge garde weer gereed om den naam van Rijken en De Lange hoog te houden; immers de jongste zoon van Anton werkt reeds in het bedrijf en de zoon van George bekwaamt zich thans aan een groote pianozaak te Genève.

Na dit praatje gevoel ik toch weer de lust opkomen een feesttoespraak te houden; dus: „Anton en George Rijken, oudste firmanten van het roemrijke huis, Jan Rijken, jongste firmant en gij andere Rijken's die eens geroepen zult worden het werk van Uwe vaders en voorvaders voort te zetten: ik wensch U op dezen feestdag hartelijk geluk en blijvenden voorspoed in Uw zaak, die het resultaat is — ik zei het reeds — van geestkracht, werklust en Hollandsche degelijkheid. Veel is er in vijf en zeventig jaar veranderd. De zolder van weleer, waar een blind paard geen schade kon doen, waar ternauwernood plaats was voor twee werkers, wanneer er één piano stond, is veranderd in een paleis, waar ik dezer dagen U de hand hoop te komen drukken — misschien blijft er voor mij nog wel een glas champagne over (met Ranja kan ik het ditmaal niet doen) — voor de tuinbank, waarop eertijds wachtende klanten in de koude gang moesten plaats nemen, is een intiem salon gekomen. Maar gebleven is: de degelijkheid, de vertrouwbaarheid, waardoor Uw huis steeds uitgemunt heeft. Nimmer heeft iemand die bij U een instrument kocht, thuis een lang gezicht behoeven te zetten; steeds heeft iedere kooper gezegd: ik ben een mooi instrument rijker geworden. Dat was het geheim, dat Uwe voorvaderen slagen deed; het is het geheim dat U allen thans in uwe ondernemingen sla-