CAECILIA EN HET MUZIEKCOLLEGE

23

Reeds in 1912 heeft hij „signalé cette utopique légende". Gedurende anderhalve eeuw hebben doctoren en zangleeraren gesproken over deze „cordes vocales", deze „zangsnaren", een groote vergissing die dateert van af het jaar 1741. Doctor Ferrein kwam toen in de „Academie des Sciences" met de mededeeling: „J'ai cru trouver dans les „lèvres" de la glotte des cordes capables de trembler et de sonner comme celles d'une viole." En — hij gaf het kind maar direct een naam, ik zou haast zeggen, met professorale vrijmoedigheid, en de „cordes vocales" waren geschapen.

Dieper op de zaak in te gaan, ligt niet in mijne bedoeling, omdat ik er al eerder, zooals ik reeds zeide, elders over schreef. Belangrijk is echter even het volgende te vermelden, iets waarover Prof. Liévens natuurlijk zeer verheugd is.

Drie beroemde anatomen Moure, Liebault en Canuyt, te Bordeaux, hebben in 1918 in hun werk: „Pathologie de Guerre du Larynx" het verbluffende artikel geschreven: „Des observations de blessés a qui ils avaient enlevé les cordes supérieures et inférieures, et qui parlaient a haute et intelligible voix."

Mij dunkt, sterker bewijs zal men wel niet kunnen vragen.

Niemand onzer toch zal de hoop koesteren, dat een piano of strijkinstrument, waarvan de snaren zijn weggenomen, ooit nog klank zal ontwikkelen.

P. C. BREDERODE.

«IWIIIBIIIMfflM

De nieuwe kleeren van den keizer.

Zoo heet niet meer alleen het sprookje van Andersen maar ook een daaruit afkomstig „zang- en schelmenspel" van Otto Lies voor kinderen klein en groot.

Indertijd hoorde men zijn symphonieën, (ten minste vier van de zes) zijn requiem, zijn pianosonate; men wist van zijn vioolsonate, zijn septet en een trio (dat zijn vierde was.) Noske verspreidde zijn liederen en bundels intieme pianominiaturen. Later toen zijn romantische, mee door de

school van Franz Wüllner bepaalde richting zwenkte naar den modernen kant, lette men ten onzent minder op hem, in Duitschland, althans tot den oorlog, meer, ook bij de keuzen van het jaarlijkscheTonkünstlerfest. Wel heeft een Nederlandsch muziekfeest in Amsterdam 't symphonisch gedicht „Na Zonsondergang" en drie liederen met orkest van hem doen hooren, maar wij kennen niet zijn oratorium Die Heilige Ursula, zijn mysterium-tafreelen Christus voor Pilatus en Das Abendmahl, zijn koorballade Der Wilde Jager, zijn koorbarcarole (met klein orkest) Vineta, zijn symphonisch gedicht van denzelfden naam, zijn voorspel bij Hauptmann's Elga, zijn ouverture met passacaglia naar vroolijke Keulsche volkswijzen, zijn kamerorkestfantasieën Erwachender Tag en Die Glocken von Vineta (de laatstgenoemde titel staat ook boven een interessant beiaardstuk van hem), zijn opera Des Meeres und der Liebe Wellen, zijn declamatorium met orkest en koor over Wilde's The Reading goal, zijn vierdeelige suite voor soli, koor en orkest Am Rheine. Hier, in onzen kring, merkten wij van hem 't meeste door zijn paedagogische bijdragen en spectatoriaal-aesthetische beschouwingen. Soms vernamen wij van zijn oratoriumuitvoeringen in de Goessche Groote Kerk. Zijn woonplaats heeft hem ook tot kinderkoordirecteur; en vandaar een kaboutertjesballade (naar Die Heinzelmannchen), een klein zangspel „De Zondagsjager" en het groote, dat beknopt worde geschetst.

Eerste bedrijf, ingeleid door een behaaglijk-zelfgenoegzaam keizer- en hofmarschthema met spottende contrastfiguren, waarbij men een canonisch haha-duetje (van de twee bedriegers) achter het scherm hoort.

De dames en heeren hovelingen wachten in de voorhal een schouwspel, dat dagelijks om het uur wordt herhaald maar hen nooit verveelt: het voorbijkomen van hun alweer anders gekleeden vorst. Hij nadert en stapt langs hun rijen onder 't heil-