262

DE VEREENIGDE TIJDSCHRIFTEN

wiens liefde voor kunst wijd en zijd geroemd werd, aanvaardde het beschermheerschap en schonk het verbond een vaandel, dat nog steeds voor zichzelf spreekt en den trots der zangers uitmaakt.

Natuurlijk, hoe kan het anders, dreigden er soms wel eens donderwolkjes, zonderden zich vereenigingen af, maar er kwamen ook weer nieuwe bij en het is zeker de moeite der vermelding waard, dat op 't oogenblik een 70-tal mannenkoren onder de vleugelen van het verbond strijden voor de goede zaak. Niet minder belangrijk is het, dat het Mannenkoor „Caecilia" te 's-Gravenhage, „Apollo" te Amsterdam, „Nijmeegs Mannenkoor" te Nijmegen en „Orpheus" te Schiedam, vanaf hunne toetreding onafgebroken als leden van het Verbond zijn aangesloten gebleven.

Gezamenlijk gaf men af en toe zangersfeesten, waarbij één of meer feestdirigenten medewerkten. Gedurende minstens een jaar bereidde men zich voor tot het groote gebeuren, de verschillende nummers van het programma werden in studie genomen en te gelegener tijd traden de zangers in het krijt.

Een der meestgeslaagde zangersfeesten was het 17e, te Nijmegen gehouden van 11—15 Aug. 1887. Behalve een groot aantal koren, werkten mede de zangeres Minnie Hauck, de zangers Johan Rogmans, Paul Haase, Willem Dekkers en de feestdirigenten Albert Roothaan en Martinus Bouman. Er werden werken uitgevoerd van Richard Wagner, Richard Hol, G. A. Heinze, Willem de Haan e.a., het was of werkelijk „alle Menschen Brüder werden sollten", maar na verloop van enkele jaren begon zich in het verbond een inzinking, een teruggang te vertoonen; men begon wedstrijden om geldprijzen te houden. Het gold niet meer de kunst-alléén, er ontstonden oneenigheden en men sleepte zich voort, overtuigd, dat Het Nederlandsch Zangersverbond ongetwijfeld tot de ge¬

schiedenis zou gaan behooren.

Echter in de stad, waar in 1887 de overwinningslauweren waren verkregen, woonde de man, die Het Verbond zou redden van den ondergang.

Johan W. B. Hage, een vurig muziekliefhebber, voorzitter van Nijmeegsch Mannenkoor, bestudeerde het moeilijk probleem, dat scheiding dreigde teweeg te brengen; hij vond de oplossing, werd voorzitter van „Het Nederlandsch Zangersverbond" en sinds 1908 is hij, in die qualiteit, de stuwende kracht, die vóór alles wenscht, dat het „Verbond der zangers" tevens een „verbond der vrienden" zij. Johan Hage is een idealist en ondervindt daarvan het wèl en het wee, maar met reusachtige energie tracht hij naar het schoone, probeert hij, de menschen samen te brengen, vrede te stichten. Hij is niet slechts de man van de woorden, maar ook van de daden, hij helpt en steunt het Verbond, waar en wanneer dit noodig blijkt, hij vormt bij iedere samenkomst, waar deze ook zij, het middelpunt, kortom, zoodra men spreekt van „Het Nederlandsch Zangersverbond" noemt men er den naam Johan Hage bij en daarom, dunkt mij, is het 75-jarig feest van het Verbond, samenvallende met het twintigjarig voorzitterschap van den heer Hage, gevierd in de stad zijner inwoning, dat is begrijpelijk, dat zou niet anders kunnen zijn. Nijmeegs Mannenkoor, onder leiding van Theo Wanders, heeft zich Zaterdag doen hooren; als solisten traden op: Richard Jansen (tenor) uit Oss en (op speciaal verlangen van den heer Hage) Janus van Duuren (bariton) te Nijmegen.

Bij dezen wensch voegde de jubilaris nog een anderen, welken de lezers van „Caecilia" ongetwijfeld reeds zijn tegengekomen in het muziektijdschrift „Euphonia" en waaruit met de groote liefde voor de toonkunst, gelijkertijd eene bezielde menschenliefde spreekt.

Met een man als Joh. Hage als voor-