BETREKKING HEBBENDE OP DE OMWENTELING IN 18 13 /14. 551

Ik heb de eer U H.E G. van mijne bijzondere achting te verzekeren.

Eene ongesteldheid heeft mij belet deze zelfs te schrijven. 94. Van der Hoop aan Ver Huell.

15 Dec. 1813. ')

De autorisatie, die Z.K.H. op mij verleend had, om met UH.E.G. te negotieeren over de evacuatie van den Helder rust op den grond van eene spoedige overgifte met zoodanige schikkingen als eenigszins aangenaam konden zijn, en niet op eene overgifte over drie maanden ; dus vind ik mij buiten staat deze negotiatiën voor het jegensvvoordige voort te zetten, maar verplicht nadere orders te vragen. Wanneer ik die mocht erlangen zoude het mij aangenaam zijn, die tot een goed einde te kunnen brengen, en gelegenheid te hebben U H.E.G. te doen hooren de gevallen (hier afgebroken).

Na het expedieeren dezes verlaat ik het Zand.

95. Bezemer aan Verdooren.

14 Dec. 1813 ").

De „dispositie, in dato 10 dezer, rakende de tegen hem ingebragte beschuldiging" 3), die hem „een bijzonder gevoel van leedwezen" heeft verwekt, zal hij trachten te ontzenuwen.

Ten dien einde zij het mij vergund te mogen observeeren, dat toen ik aan het Zand met het Detachement Kozakken aankwam, er nog hoegenaamd geene voorzorgen omtrent de ontfangst en het onderhoud derzelve door het Bestuur waren genomen, en dat ik dus verplicht was, toevlugt te neemen tot zodanige Personen, welke met de locaale situatie van dit oord bekend, het best in staat waren om mij in het doen van requisitiën die spoedvereischende hulp te verschaffen, welke ik onmiddelyk nodig had ; waarvan dan ook het gevolg is geweest, dat aan alles ten spoedigste en met de grootste bereidvaardigheid wierd voldaan.

In deeze stand van zaaken, admiraal, ontfmg ik eene

J) Minute in de hand van Van der Hoop. — Arch. Kab. Koningin. '2) Aan 't Zand. — Arch. A'dam.

;i) De waarnemende onder-prefect Van de Graaff (Zie hiervoren blz. 352, 353 en 360) had, met opzending zijner correspondentie met Bezemer aan commn.-gen1, te A'dam, zijne klachten daaromtrent ingediend; en deze hadden de zaak in handen van verdooren gesteld, die aan bezemer opheldering had gevraagd.