2~2

WIJZIGING EN AANVULLING VAN DE

het wereldvredeidee, en als gevolg van dien, oppervlakkig en weinig waardeerend oordeel over den militairen dienst niet vreemd zijn aan het onbevredigend resultaat van de recruteering voor zeeofficier. Wellicht zal dit oordeel zich in den ijzeren tijd, die aangebroken schijnt, eenigermate wijzigen.

Tegen voldoening aan het voorstel om de afkondiging van een nieuwen tekst der wet te bevorderen, bestaat bij den ondergeteekende geen bezwaar.

Artikelen.

Artikel i.

Art. 7. Bevorderingswet voor de Zeemacht 1902. Naar enkele leden meenden, werd in de omschrijving der eischen voor bevordering, zooals die in de artikelen 8 v.v. voorkomen, niet steeds de gewenschte consequentie betracht. Zoo achtte men het niet juist, dat de eisch van het wacht doen, in artikel ga voor bevordering tot luitenant ter zee der iste klasse gesteld, ook niet geldt voor bevordering tot luitenant ter zee der 2de klasse.

De ondergeteekende kan niet toegeven, dat de consequentie hier zou ontbreken. Wanneer men eischen voor bevordering stelt, zullen daarin steeds twee elementen gevonden worden, nl. 1 °. dat de wijze waarop dc hoofdfuncties, welke men in den bekleeden rang als regel moet uitoefenen, worden vervuld, het bewijs levert van bekwaamheid en geschiktheid in dien rang, en 2». dat het totaal der geëischte dienstpraestatie waarborg geeft, dat men de bekwaamheid en geschiktheid voor den hoogeren rang bezit.

Als duidelijk voorbeeld verwijst de ondergeteekende naar de eischen voor bevordering tot vlagofficier. In hoofdzaak worden daarbij eischen gesteld aan bevelvoering op actieve oorlogsbodems, hoewel het meerendeel der vlagofficieren in dien rang niet meer met een bevel over zoodanige bodems wordt belast. Maar om te weten of de eigenschappen, voor de hoogere bevelvoering noodig, aanwezig zijn, is het een eisch, dat men van het bezit daarvan blijk geve in den lageren rang. Eenigszins gelijk is het met wacht doen. De adelborsten der iste klasse en jongere luitenants ter zee der 2de klasse doen ondergeschikt wacht; de oudere luitenants ter zee der 2de klasse zelfstandig dc dagwachten, terwijl luitenants ter zee der iste klasse zelfstandig de nachtwachten waarnemen. Zou men nu voor bevordering tot luitenant ter zee der 2de klasse reeds als eisch stellen dat de adelborst de wacht aan boord in zee op alleszins voldoende wijze waarneemt, dan zou dit geen redelijke eisch zijn; wel moet die eisch worden gesteld aan de luitenants ter zee der 2de klasse, niet alleen omdat dit een voornaam onderdeel van zijn werk uitmaakt, en hij daarin van bekwaamheid en geschiktheid kan doen blijken, maar ook omdat hij als luitenant ter zee der iste klasse kan worden geroepen zelfstandig de nachtwachten te doen.

Hierbij zij, mede naar aanleiding van de uitgesproken meening dat de eischen leemten toonden, er de aandacht op gevestigd dat de wet de bevorderingseischen niet te veel moet detailleeren; dat zij dus in groote lijnen moet aangeven aan welke eischen iedere officier zal hebben te voldoen om bevorderd te kunnen worden en zij zich zal behooren te bepalen tot die eischen welke tot de hoofdfuncties kunnen gerekend worden, welke functies allen kunnen en moeten uitoefenen.

Aan deze voorwaarden zouden de door deze leden genoemden eischen niet alle voldoen.

Vermits slechts twee van de vijf of zes vlagofficieren stellingcommandant zijn, kan niet als algemeene eisch voor bevordering tot dien