219

hem met bijzondere belangstelling. De heer Orelio heeft getracht de kleinere partijen in den geest van dit werk weer te geven, doch voor Bach leent zijn voordrachtkunst zich niet recht.

De heer Mengelberg die met het koor zulk een buitengewoon resultaat heeft bereikt, leidde het geheel weer met zijn groot meesterschap. Nu en dan nam hij andere tempi dan vroeger. Hoewel wij het daar niet altijd mede eens waren, was de totale indruk zeer groot.

Veel indruk maakte ook de Johannes-Passion, die men eigenlijk zou moeten hooren voor de Mattheus-Passion, omdat ze vroeger is ontstaan en ook in veel opzichten soberder en minder grootsch is. Doch het karakter van beide werken staat ver genoeg van elkaar om ook deze volgorde te billijken. Voorzeker draagt de Johannes-Passion nog meer een zuiver kerkelijk karakter.

Veel wijding gaf deze uitvoering in de Nienwe Luthersche Kerk met zijn gevoelige, prachtige acoustiek. Voor de polypkone koren is die acoustiek echter niet voordeelig, zooals bij enkele dier koren bleek, doch hoe treffend klonken de prachtig gezongen koralen en andere koren die een meer rustig karakter droegen! Ook hier gaf het koor en niet minder de (kleinere) bezetting van het Concertgebouw-orkest een zeer schoon reliëf aan deze uitvoering. Van de solisten muutte vooral uit mej. Johanna Linden v. d. Heuvel, die met haar schoone, uitstekend ontwikkelde stem en warme voordracht indruk maakte. Van mevrouw A. C. Craandijk—Schuyl (alt), die in langen tijd hier niet optrad, waardeerden wij zeer de schoone stem en goede zangkunst. Maar het was te bespeuren dat zij niet rustig zong; daardoor kon zij zich niet zoo geven als zij zeker wilde, en dus bleef er iets kouds in hare voordracht. De heer Walter van Son, heeft met de partij van den Evangelist getoond dat hij steeds vooruit gaat. Zijn heldere jonge stem klonk vaak zeer mooi. Bij verdere ontwikkeling zal hij zeker nog meer zijn orgaan leeren beheerschen, doch er was een groote belofte in zijn voordracht. De Christus van den heer Van Oort maakte een degelijken indruk, zonder echter dat hoogere te geven — we zijn verwend in dit opzicht — waardoor deze figuur zich ver boven al de anderen verheft. De heer Hoes zong de kleinere partijen verdienstelijk. Ten slotte vermelden wij nog de orgel-begeleiding van den heer Tierie en de violoncel-solo van den heer Meerloo.

De heer Averkamp heeft door zijn leiding en voorname opvatting veel wijding aan deze uitvoering gegeven. Hij heeft de oorspronkelijke lezing getrouw gevolgd, alleen heeft hij — evenals Bach in de Mattheus-Passion deed — de recitatieven van Christus door strijkinstrumenten laten begeleiden.

Het doel om de persoon van den Verlosser met een idealen stralenkrans te omhullen is daarmede bereikt. Echter zouden wij willen opmerken dat de recitatieven van Christus in deze passie een ander karakter dragen dan die in de Mattheus-Passion en dus is de vraag o. i. niet geheel misplaatst of ook bij deze uitvoering de begeleiding van orgel en klavier, zooals oorspronkelijk is bedoeld, niet meer afwisseling en juister verhoudingen zou hebben gegeven.

Van Bach naar Isidora Duncan is meer dan ééne schrede. Vroeger is reeds over deze bijzondere kunstenares in dit tijdschrift gesproken, doch het is wenschelijk daar nog eens op terug te komen, omdat het nu geen tafereelen uit Iphigenia van Gluck, maar walsen waren die zij ons voor oogen tooverde.

Zij had tevens het voorrecht, dat Julius Röntgen haar begeleidde in de walsen van Brahms en Chopin. De laatste maakte meer indruk dan de eerste, doch ook daar bleek :ieeds hoe miss Duncan aan de melodie door hare mimiek en plastiek gestalte weet te geven, en met dat woord is — dunkt ons — haar goed recht verklaard om deze dansmuziek in gebaar en beweging uit te beelden.