27

SPORT IN BEELD.

Het werd een feestavond in optima forma. Jaap ontving lauwerkransen, zijn, door een schilder van naam geteekend, portret, de bekende enveloppe met inhoud, Edo Bergsma sprak de feest-rede uit, schermers verleenden hunne medewerking, Pisuisse kwam zingen, en tot slot vond een souper plaats, waaraan hartelijke, maar ook hartige woorden gesproken werden.

Ook hartige! Want de vrienden, de echte vrienden grepen deze gelegenheid met graagte aan om het Jaap nog eens op het hart te drukken, dat dé glorie-periode van de ijsbaan en de piste nu voor goed voorbij was, en dat hij nu moest werken. ... in de maatschappij.

Jaap, die tijdens het festijn met een gouden wereldkampioensmedaille was gedecoreerd, en onder het vaandel van zijn oude club „De Kettinggangers" was gezeten, hoorde alles vol belangstelling, in ontroering aan, en in zijn hart zal hij den makkers wel gelijk hebben gegeven, en beterschap hebben beloofd.

Maar....

Objectief oordeelen!

Daaraan was in die dagen inderdaad behoefte. Ook zij, die huldigden, wisten, dat Jaap Eden heusch geen heilig boontje was. Maar zij stelden zich op het standpunt, dat men zich niet had te bemoeien met Eden's particuliere leven, secundo, dat men hem niet fêteerde als mensch, doch uitsluitend als den winnaar van vijf wereldkampioenschappen, twee op de wielerbaan, drie op de ijsbaan, als den grootsten, meest veelzijdigen sportsman, die ooit leefde.

Zoo redeneerden echter niet alle lieden....

En ik citeer daarom een vrij wrang stukje, getiteld „Post festum", dat, ook na het feest, in een onzer sportbladen verscheen, en waarvan de auteur blijkbaar de bedoeling had, eens met de mopperaars aan den wal af te rekenen. Het artikeltje geeft tevens een kijkje op het oordeel, dat andere, niet zoo vurige, sport-enthousiasten over den oud-wereldkampioen hadden.

„In dit brave land" — aldus ving het brokske kopy aan — „vol brave menschen heeft men voor eenige dagen een sportsman gehuldigd, die nu juist niet zoo braaf is als de brave menschen in dat brave land het gaarne zouden wenschen. Het gevolg van die huldiging is een warwinkel van meeningen. Brave Jacob zegt: de man was vroeger een groot sportsman, maar.... hij sloeg de verdiende kopeken te gruizel. En meteen kijkt brave Jacob in de krant, hoe de olie-waarden staan, waar ie formidabel in speculeert. Brave Hendrik zegt: de man was vroeger een groot sportsman, maar.. .. Trijntje en Wijntje, ziet u! En meteen tracht de brave Hendrik de wangen van het, een mopje roastbeef opdienend, dienstmeisje te masseeren, waar immers moeder de vrouw het toch niet ziet, gedoken als ze is in den wijnkelder om voor braven Hendrik 'n fleschje Macon op te snorren. Inmiddels zijn de brave inwoners van het brave land het er wel over eens, dat de te huldigen man destijds een groot sportsman was. En alhoewel men hem nu slechts als groot sportsman wenscht te huldigen, desniettegenstaande gevoelen vele brave lieden in het brave land er niets voor, om ter eere van dien grooten sportsman hun penningske te offeren, omdat hij destijds deed wat hen, den braven menschen in het brave land, niet aanstond, althans niet aanstond.... in het openbaar te doen. Tal van brave menschen in het brave land nu schreven het huldigingscomité brieven, waarin zij toegaven, dat de bewuste sportsman inderdaad een groot sportsman was geweest, maar waarin zij tevens mededeelden, tot hun leedwezen, tot hun groot leedwezen natuurlijk, niet aan de huldiging kracht te kunnen bijzetten, omdat er — het werd natuurlijk strikt in vertrouwen gezegd — omstandigheden waren, moeilijk op schrift weer te geven, die evenwel 'n medehuldigen door die brave menschen in het brave land beletten. Ondanks al die, zich niet onteeren willende, braafheid, is de groote sportsman door enkele nuchteren — in het oog der braven minstens zotten en onverschilligen — gehuldigd. Gehuldigd naar waarheid! Men heeft hem de eer gegeven, een groot sportsman te zijn geweest. Men heeft in intiemen kring niet geschroomd, hem op zijn feilen te wijzen, hem aan te sporen tot beterschap. Post festum! Zoo ver zijn we nu. En gelijk gebruikelijk is, hebben de huldigers 'n kater. Echter niet van de panje en de Havanna's! Ze hebben een kater van de braafheid der brave menschen in het brave land.. . ."

Ja, ja! De geest van de Hallemannetjes leefde ook in 1915 nog binnen onze grenzen....

Méér!

Inmiddels trok men zich in Jaap's geboortestad weinig van de meening dezer puriteintjes aan. Het feest in Amsterdam was geslaagd. Een groot

deel van de Hollanders had eer bewezen aan den grootsten sportsman, die ooit op de wereld werd geboren. Welaan, ook de Greuningers moesten volgen.

Het typische van dit feest, dat in de December-maand plaats greep, was, dat het vroor. Men kon schaatsenrijden. En de feestgangers bonden natuurlijk de smalle ijzers aan. Onder hen was Jaap Eden nummertje één. Hij leende 'n paar Noren, en zoo ging de oud-wereldkampioen, die inmiddels een aardig buikje had gekregen, van wal. Maar Jaap toonde, dat hij nog best kon jakkeren. Men zag hem in gezelschap van hardrijders als S. K. de Waard, Schuringa, Becker e.a., en Eden lustte de heeren, wist ze nog uitstekend voor te blijven.

Wat het feest zelf betreft, citeer ik uit een onzer sportbladen het volgende: „Na de Amsterdamsche huldiging in den vorm van muziek, lof-getrompetter uit de monden van feest-redenaars, enveloppes met inhoud, kransen en souper ondergaan te hebben, is Jaap Eden Zondag jl. te Groningen gehuldigd, in Jaap's geboortestad, waar hij juist lang genoeg bleef om zeven luiertjes te bezoedelen. Nevermind! Eden staat bij den Burgerlijken Stand als Greuninger ingeschreven, en het Groninger nationaliteitsgevoel uitte zich in een bejubelen van den jubilaris. Jaap kwam Zondag-middag met den sneltrein in de eerste stad van het Noorden aan, werd welkom geheeten door tal van oud-kampioenen en hedendaagsche matadors op schaats en rijwiel, kreeg een krans te dragen, werd in een rijtuig door de Groninger straten rondgereden, luide bejuicht door de poorters en poorteressen, Jaap werd een feestmaal bereid, waar veel gesproken werd natuurlijk, Jaap werd als een koning de groote feestzaal van „De Unie" binnengeleid, de heer Muda hield daar een peroratie op Eden's voortreflijke kwaliteiten, fanfares weerklonken, wéér stak Jaap een enveloppe in zijn jaszak, een leuningstoel met inscriptie werd hem met gratie geoffreerd, en tenslotte, na levendige toejuichingen, gingen de beenen van den vloer, en danste men de geestdrift tot een laaiende passie."

En dan komt de draw-back: „Het is wel typisch, dat zelfs in Groningen de medewerking tot het slagen van het feest niet al te groot moet zijn geweest. Wij maakten dit tenminste uit de feest-rede van den heer Muda op. Dus ook daar lijden de menschen aan zekere subjectiviteit, die ruim, breed denken verhindert. Jammer, maar waar!"

Dat betrekkelijke buitenkamers ten opzichte van de sport nu niet hun brein vrij hebben om Eden als sportsman naar waarde te schatten, het is tot daaraan toe. Maar dat zelfs in de latere wielersport-kringen het oordeel over dit phenomeen vertroebeld was, het stemt gewis tot nadenken. En zoowaar was dit het geval!

Eenige dagen na het Amsterdamsch feest kon men immers in het bekend Duitsch sportblad „Rad-Welt" een recensie van het gebeuren vinden, doch tevens deze kantteekening: „Was aber sein radsportlichen Erfolge anbelangt, so ziehen wir ihm die seines Landmannes Harie Meijers vor, der Jahre lang in der internationalen Flieger-Extra-Klasse glanzte und u. a. nicht nur dreimal den Grossen Preis von Paris sondern auch den Grossen Preis der Pariser Weltausstelling auf seine Fahne schrieb."

Met allen eerbied voor den waarlijk grooten wielrenner uit Maastricht.... ik denk niet, dat het Duitsche blad niet op de hoogte was van Jaap's wereldkampioenschappen op het stalen ros te Antwerpen en Keulen, maar ik denk wél, dat „Rad-Welt" in die dagen niet wist, waar Amsterdam, Hamar en St. Petersburg lagen, dat het daar wel eens vroor, dat men er ook wel eens schaatsen reed, en dat een zekere Jaap Eden daar... drie wereldkampioenschappen veroverde.

Op Wielren-gebied was onze landgenoot groot. Ik geef het evenwel grif toe: er waren gróóteren. Van Protin tot Ellegaard, van Kramer tot Friol, van Major Taylor tot Moeskops — om niet nog niet meer voorbeelden te noemen. Alhoewel Eden ook op rijwiel-gebied veelzijdig was!

ONS NIEUW FEUILLETON.

DE FILM CARPENTIER!

Scenario van: Georges Carpentier en Franpois Descamps.

Regie: LEO LAUER.