HET GREGORIAANSCHE PROBLEEM

DOOB

C. VAN" ERVEN DORENS.

Zoo de boekbespreking onder den titel „Oneenige eenheid", in de Augustus-afl. opgenomen, misschien voor menig lezer onverstaanbaar ware gebleven, indien daaraan een schets van het rythmus-vraagstuk ontbroken had, een overzicht van de zeer uiteenloopende meeningen omtrent de kwestie eigende zich beter tot een afzonderlijk opstel. Mag dus de aard en de beteekenis van genoemd probleem voldoende bekend worden geacht, thans wil ik trachten van de oplossingen, door verschillende muziekgeleerden voorgesteld, alsmede van de voornaamste bezwaren die zij tegen elkanders stellingen en systemen aanvoeren, eenig denkbeeld te geven.

Indien de componisten der Oudheid ons toonschrift hadden gekend, dan bestond er nu geen gregoriaansche kwestie. Ons hedendaagsche, volkomen duidelijke muziekschrift is het resultaat van eene ontwikkeling, die eeuwen heeft geduurd, en waarvan de verschillende tijdperken door de geschiedkundigen nauwkeurig worden bepaald. De oudst bekende boeken van gregoriaanschen zang zijn geschreven in het z.g. neumenschrift, veel gelijkend op het snelschrift van een stenograaf. Het diende tot hulpmiddel voor het geheugen. De zangwijzen werden uit het hoofd geleerd, door mondelinge overlevering bewaard, en de boeken dienden slechts voor de kerkelijk aangestelde solisten om het geheugen bij de uitvoering hunner melodische arabesken ter hulp te komen. Nu heeft weliswaar het oude kerkgezang de geleidelijke ontwikkeling van het muziekschrift meegemaakt en is zijn melodische lijn, wat toonshoogten en intervallen betreft, in den loop der tijden steeds duidelijker en ten slotte op den vierlijnigen notenbalk volstrekt aanschouwelijk afgebeeld, doch dat deze laat-middeleeuwsche noteeringen ons in het onzekere laten omtrent den rythmus der gezangen zal gereedelijk worden ingezien. Men beschouwe nogmaals de notenreeks in het voorafgaande opstel en denke zich alle gregoriaansche melodieën gelijkerwijze in hedendaagsch toonschrift weergegeven. Wat hebben hare componisten bedoeld? Welke was de muzikale „ lachte van de toondichters der Oudheid? De verschillende antwoorden op die

25