469

De liedjes zelf: — de heer Hompel beweerde ietwat spijtig dat musici een vernietigend oordeel over Zuid-Afrikaansche composities hadden geveld — en waarlijk, ik geloof dat die musici zoo'n ongelijk niet hadden. Wel geef ik hem gaarne toe: ze zijn in ieder geval oneindig beter dan de „songs", waarvan ik het twijfelachtig voordeel heb eenigen te kennen. JSTa Mej. Tijssens moet als muzikaal pièce de résistance (ik laat de propageerende en verzen zeggende heer en mevrouw Rompel buiten bespreking) genoemd worden de heer Dr. Adr. van der Ven.

Deze doctor — herinner ik mij niet dat hij indertijd speciaal genoemd werd, zoo vermetel te zijn, te zingen zonder koninklijke wegen te bewandelen ? — heeft zeer vele goede eigenschappen namelijk: „stem" en beschaafde voordracht. Hij mist nog techniek om stem en voordracht in evenwicht te houden. Maar, 'n beetje langs 's konings wegen wandelen zal hem die techniek wel geven, want. . . aanbeveling verdient de proef zeker, bij dergelijke stemmiddelen.

Afwennen moet hij zich: bij zacht zingen, zijn stem in te slikken en onder uit de keel naar boven te werken, en in de tweede plaats: moet hij het publiek niet zoo cholerisch-melancholisch aankijken en tegelijk verachten. Werkelijk, dokter, wat hebben wij u gedaan?

Tot slot kregen wij als verrassing een lied van den heer C. v. d. Linden op Zuid-Afrikaanschen tekst. Dit werd door allen meegezongen en door den heer v. d. Linden geleid, tot besluit van een aangenamen en belangrijken avond.

Dinsdag 25 September gaven drie artiesten een orgelconcert: één oude en algemeen bekende, eene die bekend wordt en een die verdient bekend te worden. De heer M. Wolters, violist uit Amsterdam, liet ons genieten van een klassiek programma: Adagio van Corelli ('n volgende maal, speelt hij zeker de heele sonate voor viool en orgel, zij verdient zulk een vertolker) Sarabande van Bach, Adagio Cantabile van Nardini (uit een der sonates voor viool en orgel) en het tot de G-snaar gereduceerde Aria uit de suite voor strijkorkest, van Bach.

Voor 'n violist als Wolters mot zulk een enormen toon op de G-snaar is deze transcriptie van Wilhelmi een uitstekend nummer om het publiek in te palmen. Een beschaafd musicus als Wolters kan ik echter gelijktijdig aanraden de oorspronkelijke zetting in D in dit Aria in het vervolg te gebruiken. Hij geeft er veel beter muziek mee. Immers op een orgel is de begeleiding uitstekend in den geest van het strijkorkest weer te geven, en de sprong van den grondtoon d" naar c' is te groot.

Mej. Jeanne Zieck heeft bijzonder verdienstelijk gezongen. Haar prachtig orgaan wist zij uitstekend te beheerschen; meer evenwel boeit zij va. i. als oratoriumzangeres dan als liederen-chanteuse. De beide Aria's van Bach, een uit de Matthaeus-Passion en een uit een cantate van Bach (met viool en orgel) gaven ons van haar den indruk een zangeres van beteekenis te zijn, althans te worden.

Het orgel... is oud. Dat dient voorop en ter verontschuldiging voor het kleppen der toetsen, de schijnbare ontploffingen (niet anders dan het met mannenkracht naar binnen werken, der kapstok-registers) en het rammelen der pedalen om van enkele schrille bijklanken uit ontstemde pijpen niet te gewagen. Een voordeel voor ons was, dat de heer Schmeltz sedert kort organist bij de Remonstrantsche Gemeente aan oude orgels gewoon is. Vandaar dat hij de boven beschreven incidenten tot een minimum wist te beperken. De heer Schmeltz deed ons een goeden dunk krijgen van zijn techniek in een fuga en Praeludium van Bach; hij deed ons werkelijk genieten in twee Choralspiele van Brahms (op 122 — zooals men weet technisch niet voor de poes) terwijl zijn begeleidingen over het algemeen zeer voldeden.

Een slotnummer Grand choeur alla Handel van Guilmant werd met behoorlijk