OUDE KLOKKEN

DOOE

A. W. WEISSMAN.

Het gebruik van klokken verliest zich in den nacht der eeuwen. Al zou ik niet zoover terug willen gaan als zeker schrijver, die beweert dat reeds Noach een klok in zijn ark bezat, de jaarboeken van het Hemelsch Rijk laten er geen twijfel over, dat reeds in het jaar 2262 vóór Christus een Chineesch keizer vijf bronzen klokken heeft laten gieten.

Als in het boek Exodus voorschriften omtrent het kleed van den Hoogepriester worden gegeven, leest men, in het 33ste yers van het 28ste hoofdstuk: „Aan zijne zoomen rondom gouden schelletjes". Hoe die „schelletjes" er uit hebben gezien weet men, door de opgravingen die in Egypte werden verricht.

Suetonius maakt melding van een klok, die Augustus in den tempel van Jupiter op het Kapitool deed ophangen. Ook werd de opening van de markt bij de Romeinen door het luiden van een klokje aangekondigd.

En toen de Christenen hunne bedehuizen op de wijze der Romeinsche markten als basilieken bouwden, kwamen zij er als van zelf toe, door het luiden eener klok de geloovigen tot den dienst bijeen te roepen.

Van Italië, waar de klokken in de 8ste eeuw reeds algemeen waren, immers een „Pontificat" uit dien tijd bevat een formulier voor het doopen van klokken, werd het gebruik eerst naar Frankrijk, toen naar Engeland en eindelijk naar .Nederland overgebracht.

Oorspronkelijk bevatte elke toren slechts één klok. Doch reeds in de ll^e eeuw werd het aantal vermeerderd, en bepaald, dat een kathedraal vijf tot zeven, een collegiale kerk drie en een parochiekerk twee klokken zoude hebben.

Daar de oudste klokken echter geen jaartal, ja zelfs geen opschrift dragen, is het onmogelijk vast te stellen, wanneer zij gegoten werden. In Engeland begon men niet vóór het eind der 13<Je eeuw jaartallen op de klokken aan te brengen. De oudste klok hangt te Cloughton, en heeft het jaartal 1269, in Romeinsche majuskels.

De oudste Pransche klok, van een jaartal voorzien, vindt men te Moissac

31