Mtvtcb,t, 1 Somtartj 1861.

2Ub,l:twttï>« aioonr^attflf. Vla. 1.

ALGEMEEN MUZIKAAL TIJDSCHRIFT

VAN

NEDERLAND.

ISinncnlanilsche cn liuif cnliintlschc Correspondenten,:

De HH. J. G. BASTIAANS, C. F. BECKER, J. C. BOERS, F, BRENDEL, FRANS COENEN, J. A. VAN EYKEN, G. J. VAN EYKEN, GUST. FLÜGEL, ALBERT HAHN, RICHARD HOL, J. C. LOBE, MATLNO, PHILOKALES, A. G. BITTER, WILHELMUS SMITS, ALOYS SCHMITT, J. WTEGAND en vele anderen. Redacteur: Dr. F. C. KIST.

De GE ABONNEERDEN zullen den eersten, en vijftienden van iedere maand een nommer (minstens één vel druks) van dit Tijdschrift ontvangen. Afzonderlijke Nos. zijn niet verkrijgbaar.

Verhandelingen, Biographiën, Beoordeelingen, Binnenlandsche en Buitenlandsche Berigten, Feuilleton en mededeeliny van nieuw uitgekomen Muzijkwerken, zullen den inhoud van het Tijdschrift uilmaken.

Men ABONNEERT zich bij eiken soliden Boek- en Muzijkhandelaar en aan alle Postkantoren tegen den prijs van: Geh. jaar / 6.00, franco per post ƒ 7.00 Halfjaar. » 3.50, <- 4.00

Advertmtiè'n worden geplaatst tege.i 20 Cents de regel en 35 Cents zegelgeld.

Met uitzondering van de gewone Correspondenten zij de inzending franco onder adres van de Uitgevers of van den Boekh. J. Noordendorp te Amsterdam.

V J£ li El A * 5* k Ij IXUË X.

NIEUWJAARS-MIJMERING! Door Ricdard Hol.

Het is een schoone wintermorgen. Dc met hare stralen hoe langer hoe kariger wordende zon schijnt vlak door de vensters van Bellevue en Concordia en geeft aan dit gebouw, van de Bloenimarkt F 120 gezien , een zeker iels, dat inet wat verbeeldingskracht aan eene villa kan herinneren. Een brandende sigaar en een draaiorgel streelen mijne zinnen , maar neen! dat tweede genot is mij ontzegd, want daar, sinds het overlijden van den burgemeester Huydecoper, diens opvolgers aan muzikanlen de vrijheid geven , om eiken dag en op ieder uur ons )n de hoofdstad op muzijk! te vergasten, heb ik het zoo ver weten te brengen , dat ik voor draaiorgels etc. volslagen doof ben; ja mijne virtuositeit op dit punt is zoo groot, dat ik van een ander moest vernemen, dat de Zukunfis-Musik elk uur in mijne buurt wordt gehuldigd. Op de Dams-klok namelijk, klinkt ieder uur van den dag en den nacht de inleiding van het tweede bedrijf uit Wagner's Tannhiiuser. En of mijne vrienden mij nu al voorhouden, dat ik door die stelselmatige doofheid veel ontberen moet, zoo wil ik mij dit als een stoicijn laten welgevallen , liever dan

Daar is de post! — Een brief van den Redacteur van dit Tijdschrift! — Zeer welkom! — Eene uitnoodiging, om voor de Caecilia een nieuwjaarswensch te schrijven.—

Zeer vleijend, doch minder welkom! — Als ik toch ruiterlijk voor mijn gevoelen wil uitkomen, dan moetik bekennen weinig smaak te hebben voor de vormen, die ieder fatsoenlijk mensch in acht dient te nemen op den 1. Januarij. Wat al ijdele pligtplegiugen ! Wat al zelfzucht, die er steekt in die fraaije kaartjes, in die wenschen in de couranten zijnen begunstigers toegebragt. Van andere gewoonten, die vooral in de hoofdstad in onmatig gebruik zijn , wil ik liefst zwijgen.

Men zou zich echter zeer bedriegen, zoo men meende dat een warme handdruk, eenige hartelijke woorden van vriend of bloedverwant, mij op den eersten dag van het jaar onverschillig waren. Het tegendeel is waar, maar op alle andere dagen van het jaar zijn die mij ook welkom.

Gij ziet dus Redacteur! dat ik nieuwjaarsgroeten niet con amore schrijven kan; evenwel wil ik aan uw verzoek voldoen , om in dit stuk over eenige zaken te spreken , die mij reeds lang op het hart lagen.

Heil u! geachte Redacteur! die den moed gehad hebt in Nederland een Muzikaal Tijdschrift op te rigten : die met volharding deze onderneming hebt doorgezet. Dat moge door sommigen als eene kleinigheid worden beschouwd, doch de meerderheid met mij weet, hoe vele opofferingen daaraan verbonden zijn geweest, aan hoe veel tegenwerking het hoofd moest geboden, hoe vele scheeve beoordeelingen, trots de grootste onpartijdigheid , verduurd moesten worden.

Dat de Caecilia eene in Nederland groote zeldzaamheid, geen partijblad is, maar het goede en schoone^-ender welken vorm dat zich vertoone, tracht te htrïfogen , 'w^ geen geringe en zeker geen onverdiende lofi' y~Z~ -i£f:\-'