Marineblad

het doel waarnemen. Het vliegtuig is dus een onmisbaar oog van de vloot. Als wapen is het ook bruikbaar, mits het wordt ingezet ter aanvulling van de artillerie. Wat dit betreft vervult het een nevenrol, overeenkomstig die van de lichte schepen, de torpedobootjagers en torpedobooten. Ook deze schepen zijn onmisbaar voor tal van nevendiensten, ten behoeve van de verkenning of beveiliging van de vloot en kunnen ook in het zeegevecht worden ingezet met hunne torpedo's, als aanvulling van het geschut der groote schepen. Zonder den steun der groote schepen zou hun inzet hopeloos zijn. Hetzelfde geldt voor het vliegtuig. Ook het vliegtuig vormt met zijn bommen en torpedo's een nuttige aanvulling van de kern van de vloot in het zeegevecht, als het althans deel uitmaakt van de vloot. Want van een ingrijpen van legervliegtuigen in het zeegevecht stelle men zich vooral niets voor, het is voor marinevliegers en waarnemers reeds moeilijk om uit de lucht te herkennen wie vriend en vijand zijn, voor legervliegers, die normaal los van de vloot staan, zal deze moeilijkheid onoplosbaar zijn.

De kern van de vloot kan dus alleen uit groote bovenwaterschepen — slagschepen of kruisers — worden gevormd, omdat alleen het groote bovenwaterschip aan snelheid ook kracht kan paren, en wel offensieve, zoowel als defensieve kracht, bewapening, zoowel als pantser. De vraag rijst nu, of zij uit weinige zeer groote, of uit een grooter aantal kleinere schepen moet zijn samengesteld.

Voorop moet staan, dat bij een bepaald beschikbaar budget een zoo groot mogelijke kracht, gepaard aan snelheid wordt verkregen. Kracht en snelheid zijn echter tegenstrijdige eischen. Een schip is tenslotte een compromis. Een deel van het totaal beschikbare gewicht dient het drijf vermogen, de zeewaardigheid en de bewoonbaarheid, een deel de snelheid en de rest blijft dan over voor de kracht, uitgedrukt in bewapening en pantser. Men kan deze rest het rendement van het schip noemen. Voert men de snelheid op, dan gaat dit ten koste van de kracht. Men moet dus de snelheid niet hooger opvoeren, dan noodig is met het oog op het tot den strijd dwingen van 's vijands kruisers en het ontwijken van een eventueele vijandelijke overmacht. Op het oogenblik is een snelheid van 33 mijl voldoende.

Gaat men nu na, welk percentage van het totale gewicht beschikbaar is voor bewapening en pantser bij schepen van verschillende grootte, ontworpen voor een snelheid van 33 mijl, dan ziet men, dat dit percentage grooter wordt, naarmate het schip grooter wordt. Bij een schip van 8.500 ton is het ongeveer 33 %, bij een schip van 13.000 ton ongeveer 40 %, bij 20.000 ton ongeveer 45 %, bij 30.000 ongeveer 50 % en bij 45.000 ton ongeveer 55 %. De reden hiervoor is, dat het vereischte machinevermogen per ton afneemt, naarmate

1062