Marineblad

Buitmlcmdbcke

ZEEVAARTKUNDE door Ph. A. Gallas

De oorzaken van strenge en zachte winters

In de Annalen der Hydr. van Juni '39 schrijft R. Scherhag hierover het volgende:

De frequentie van strenge en zachte winters toont een uitgesproken 90-jarige periode en wordt in verband gebracht met een even lange periode die in de toe- en afname van het aantal zonnevlekken is geconstateerd. Er is echter tusschen beide verschijnselen een phaseverschil van 10 a 20 jaren, want 10 a 20 jaren na het maximum van de zonnevlekkenperiode zijn de Europeesche winters zeer koud en even zooveel jaren na het zonnevlekkenminimum treden zachte winters op Wij bevinden ons thans in een tijd van zachte winters ingevolge het zonnevlekkenminimum van ± 1900. Uit tabellen blijkt duidelijk, dat inderdaad de winters in geheel Europa sedert het midden der vorige eeuw zachter zijn geworden. Ook is geconstateerd, dat dit zachter worden niet overal tegelijk optreedt, het eerste treedt het op in Midden-Europa, daarna pas in Noordelijker en Zuidelijker streken en in de hoogere luchtlagen.

Men moet zich den invloed der zonnevlekken niet rechtstreeks voorstellen, doch via een verandering in de algemeene luchtcirculatie, waarin men eveneens een 90-jarige periode heeft geconstateerd. Een versterkte luchtcirculatie heeft n.1. een temperatuursverhooging in de gematigde en polaire streken ten gevolge, hetgeen weer vanzelfsprekend invloed heeft op het ijs der Noordelijke poolstreken (o.a. dus ook op het ijs en de ijsbergen in den Labradorstroom).

Zeer merkwaardig is ook de invloed van vulkanische uitbarstingen op de wintertemperatuur. De aanwezigheid van veel vulkanische asch in de hoogere luchtlagen brengt een merkbare temperatuursdaling op aarde teweeg. Humphrey heeft zelfs aangetoond, dat na alle belangrijke uitbarstingen strenge winters optraden. Hiermede is nu ook te verklaren, waarom het zacht zijn van onze tegenwoordige winters veel meer tot uiting komt dan 90 jaren geleden, toen immers, volgens de zonnevlekkenperiode, ook een tijd van zachte winters geheerscht moet hebben. De vulkanische werkingen zijn n.1. in de laatste 25 jaren zeer gering en daardoor heeft dus slechts geringe belemmering van de zonnebestraling plaats gehad. Zoodoende is de invloed van het laatst voorgekomen zonnevlekkenminimum van om-

1 163