220

te besproeien en de riolen flink door te spoelen, de verbreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan en tot een minimum te reduceeren.

Zooals het helaas maar al te dikwijls bij zulke ondernemingen gaat, ging het ook hier: de ondernemers stuitten op weerstand en de waterlei iing geraakte in vergetelheid.

De bestaande putten moesten met groote kosten in korte tusschenpoozen steeds dieper gemaakt worden, waardoor dan ook het opvoeren van het water steeds duurder werd. Daarbij kwamen van fabrikanten, die ketels gebruikten, steeds meer klachten, dat het water te sterk kalkhoudend was, zoodat de ketels te dikwijls schoongemaakt moesten worden.

Ondertusschen maakte Freiherr vón Rijnsch de plannen en de berekeningen der kosten voor eene waterleiding gereed en riep in 1865 eene vergadering van mannen, die in de onderneming belangstelden, bijeen. De talrijk bezochte vergadering keurde de plannen, waarbij aangenomen werd dat het water uit de Ruhr bij Schwerte gepompt zou worden, goed en koos een comité, hetwelk onderzoeken zou of de onderneming nuttig en uitvoerbaar was en rente kon afwerpen. Voorts nam de ver- • gadering aan, het werk van wege een actiën-gezelschap uit te voeren, daar het zich niet liet aanzien dat de steden Hoerde en Dortmund zulk een grootkapitaal, als voor den aanleg vereischt werd, beschikbaar zouden stellen.

Nadat door rondvraag bij verschillende industrieele ondernemingen het comité zekerheid verkregen had, dat minstens 6,000 M3. water dagelijks verbruikt zou worden en de Koninklijke Regeering toegestaan had, dat per dag 12,000 M3. uit de Ruhr gepompt werden, werd door eenige bekwame ingenieurs te Berlijn en dooide Engelsche ingenieurs Gebr. Doewray geconstateerd, dat de aanleg uitgevoerd kon worden en verklaarden deze zich bereid de plannen gereed te maken. Het comité bracht zijn verslag uit in de raadsvergadering van Dortmund op den 24sten April 1866 en vroeg concessie tot den aanleg, mits de raad besluiten kon:

1°. te veroorloven, dat de buizen door de straten en gemeentewegen gelegd werden, en

2°. te verleenen eene nader te bepalen subsidie aan de onderneming.

Den 14en Mei daarop werd echter besloten de zaak tot lateiuit te stellen, daar de oorlog groote offers van de stad vorderde.

In 1868 riep het comité eene vergadering van belanghebbenden bijeen, waarin duidelijk met cijfers werd aangetoond, dat de onderneming rente zou opbrengen en waarin eene analyse van het bij Schwerte uit de Ruhr genomen water overgelegd werd, waaruit bleek, dat het Ruhrwater niet alleen een goed drinkwater, maar ook om zijne zachtheid een uitmuntend water voor alle industrieele ondernemingen zou zijn. Het aanlegkapitaal zou 1,350,000 Mark bedragen.

Juist, zooals bij ons meestal gebeurt, gingen alle onderhandelingen den slakkengang en moesten er eerst lezingen over deze zaak gehouden worden en moest de burgerij er voorgespannen worden, voordat de raadsleden weer wakker werden. Ruw werden ze uit hunnen slaap wakker geschud door een verslag van den Geheimen Bergrath Rüper, waarin beweerd werd, dat de waterspiegel der putten in Dortmund en Hoerde door de uitbreiding der mijnen steeds dalende was en de burgers spoedig gebrek aan water zouden krijgen.

In de raadsvergadering van 19 Jan. 1870 werd eindelijk besloten tot den aanleg van eene waterleiding en wel voor rekening van de gemeente en tot het sluiten van eene leening van l'/2 millioen Mark.

Dadelijk na het einde van den Fransch-Duitschen oorlog in den zomer van 1871 werd met het werk aangevangen en in October '72 het eerste water naar de stad geleid.

In '73 kreeg het buizennet grootere uitbreiding en werd de stad Hoerde in December van dat jaar in de nabijheid van Bickenfeld aangesloten.

Hoerde krijgt het water per kubiek meter berekend en legde op eigen kosten een buizennet aan.

• De kosten voor den aanleg der Dortmunder waterleiding, oorspronkelijk op 1,350,000 Mark berekend, bedroegen evenwel tegen het einde van '73 circa 1,800,000 Mark, zoodat op nieuw eene geldleening ten bedrage van 450,000 Mark gesloten moest worden.

De waterleiding die, op enkele kleinigheden na, goed aangelegd is, bestond tegen het einde van '73 uit:

1°. De prise d'eau aan de Ruhr bij Schwerte en het pompstation. De prise d'eau bestond oorspronkelijk uit 2 putten ieder van 3.7 meter middellijn met de noodige draineerbuizen; het pompstation uit een machinehuis met twee stoommachines, een ketelhuis met

6 Cornwall-ketels en 1 ketel systeem Field en een woonhuis voor machinisten en stokers. De stoommachines zijn tweelingsmachines, ieder van 160 P.K. met condensatie, geleverd door de «Sachsische Maschinenfabrik» te Chemnitz. De pompen liggen achter de machine met doorloopende cylinderstang en kunnen bij 20 omwentelingen 7 kubiek meter water per minuut onder een druk van ll'/2 atmospheer opbrengen. Deze pompen zijn nog naar verouderde constructies gebouwd, d. w. z. zij hebben geen plunger, maar zuigers en eenvoudige kleppen, daardoor werken zij dan ook 20 °/0 nadeeliger, dan de nieuwere pompen.

2°. De drukleiding lang 4,237 meter, bestaande uit gegoten ijzeren buizen van 523 m.M. middellijn, waardoor de pompen het water circa 113 meter hoog in een verzamelbassin oppersen.

Deze leiding loopt, daar de prise d'eau aan de overzijde van de Ruhr ligt, onder de Ruhr door en bestaat uit geklonken buizen.

3°. Het verzamelbassin ligt op eenen berg bij den Freischütz, nabij het dorp Schwerte, is geheel overdekt en kan 500 kubiek meter water bevatten.

40. 30 meter lager ligt, eveneens in den berg uitgegraven, het reservoir, dat 39 meter lang, 39 meter breed en 4.7 meter diep is en 7,000 kubiek meter water bevatten kan.

Er liggen hier dus 2 bassins op een afstand van 2.5 kilometer van elkaar, omdat men meende, dat het water, voor dat het in het reservoir kwam, eerst tot rust moest komen, en omdat men den druk in de stadsleidingen, die nu reeds 9 atmospheer bedraagt, — dat is eene theoretische waterzuil van 90 meter, — niet grooter durfde nemen. Evenwel waren groote kosten gespaard, wanneer men in plaats van het verzamelbassin eenvoudig eene breede standpijp genomen had, of wanneer men — waar eerst ook plan op was, — een tunnel door den top van den berg gegraven had. Wel zouden de kosten van eene doorgraving veel hooger zijn, dan het bouwen van een bassin, maar de pompen hadden dan ook het water 30 meter minder hoog te brengen, wat zeer zeker eene besparing in het kolenverbruik zou hebben gegeven.

5°. De leiding van het verzamelbassin tot aan het reservoir, welke 2,685.5 meter lang is en uit gegoten buizen met een middellijn van 523 m.M. bestaat.

6°. De hoofdleiding van het reservoir tot aan de stad, samengesteld uit 3,551.5 meter buizen van 470 m.M. middellijn en 3,721 meter van 420 m.M. middellijn.

'7°. Het buizennet in de stad 35,026.8 meter lang met 86 kranen en 133 hvdranten.

Den 31sten "December 1873 had de waterleiding 939 consumenten, waarvan aan 132 het water berekend werd volgens het meter-tarief en aan 807 volgens schatting.

In het geheel werden verkocht 1,478,074 kubiek meter water en wel per watermeter 1,248,274 M3. en volgens schatting 229,800 M3.

Daar nu tot het oppompen van deze hoeveelheid water 3,857,494

,. . J 3,857,494w,nn Kilogram kolen noodig waren, volgt hieruit dat ^ - X luu

= circa 260 Kilogram kolen verbruikt werden om 100 M3. water onder een druk van IIV2 atm. op te voeren.

De opbrengst bedroeg 149,865.34 Mark

de uitgaven bedroegen 218,250.11 »

dus een verlies van 68,384.77 »

Dit verlies was daaraan toe te schrijven, dat de waterprijs bepaald was, voor dat men nog wist, hoe hoog de kosten voor den aanleg der waterleiding zouden worden en werd daarom door den directeur voorgeslagen de prijs per M3. te verhoogen. Verder toonde de directeur aan, dat het noodzakelijk was, tot den bouw van reserve-machines over te gaan, daar anders spoedig de machines het benoodigde water niet meer zouden kunnen opvoeren.

Met algemeene stemmen stond de raad nogmaals 1 millioen Mark toe, zoodat nu het waterwerk een schuldenlast van meer dan 21/.2 millioen heeft.

Er werd nu eene nieuwe machine van 180 P.K. opgesteld en pompen met plunger en pyramide kleppen aangeschaft.

Deze pyramide-kleppen bestaan uit verschillende ringen, de eene kleiner dan de andere, die zich 8 m.M. kunnen openen en ofschoon ze een weinig slaan, toch betrekkelijk goed werken. Verder werd een groote put met eene middellijn van 6.5 meter zoo dicht mogelijk bij het machinehuis gemaakt, waardoor de zuigleiding 70 meter korter werd en waarin het water van uit de andere putten van zelf loopt.

Ook begon men in '74 met het leggen van eene nieuwe druk-