380

2° dat men dezelfde proeven neemt om den invloed te bepalen van den 'hellingshoek van het talud op de werking van de golf, ontstaande door met "toenemende snelheden voortbewogen schepen;

3°. dat de critiek over deze genomen proeven het onderwerp van eene' vraag op het volgend Congres zal uitmaken.

b. Voeding van kanalen. Hierover waren 2 rapporten geschreven door de heeren Leboucq, onderwijl overleden, en Denys. . .... , ,

Het eene rapport behandelde de voeding van kanalen m België, het tweede van kanalen in het oostelijk gedeelte van frankrijk.

De heer Denys wordt tot rapporteur benoemd en zal de volgende conclusie aan de uitspraak van de algemeene vergadering onderwerpen: 1° De sectie spreekt de meening uit, dat de belangrijke vraag ovei de voedin» van kanalen voortdurende studie vereischt en dat de haar vooro-edra|en belangrijke mededeelingen de belangstelling van de ingenieurs verdienen. Men kan hun dus niet genoeg vragen, om de resultaten van hunne persoonlijke onderzoekingen m het algemeen en het internationaal belang, mede te deelen.

Zij merkt echter op, dat het eerste gedeelte van deze vraag (dat is het waterverbruik van kanalen ook in verband met de vermeerdering van diepte) zooveel aanleiding geeft tot verdere studie, dat zij tot de gevolgtrekking komt, dat het voor volgende congressen zeer aan te bevelën is, om aan dit onderwerp op haar programma eene groote plaats in te ruimen.

c. Dichtheid van den bodem en van de wanden van kanalen. Hierover is slechts één rapport verschenen, nl. van de heeren Bompiani en Luiggi, hetwelk door laatstgenoemde in de sectie wordt toegelicht en betrekking heeft op toestanden in Itahe.

Daar de dichtheid van den bodem en van de wanden van kanalen m nauw verband staat met de voeding der kanalen (nl. het waterverbruik) zoo is de conclusie hier genomen en door den heer Schoendorfer m de algemeene vergadering gebracht, als eene 2de conclusie van de vorige te beschouwen.

Zij luidt als volgt: .,, . ,

De sectie meent, dat de studie over de verschillende middelen tei verkrijging van waterdichtheid van den kanaalbodem en de kanaalwanden, tegelijkertijd met de voeding der kanalen, de onafgebroken opmerkzaamheid van de ingenieurs en van de scheepvaartcongressen eischt Met het oog op de goedkoopte van het nnddel, meent zij in het bijzonder die studie te moeten aanbevelen, welke de dikte van de bekleeding met beton en de speciale eischen van dit dichtingsmiddel behandelt, d. Reservoirs.

Over dit onderwerp waren zes rapporten aan de leden rondgedeeld van de H H Barois, de Llaurado, Bouvier, Cadart, Fontaine en de Hoerschelmann. De rapporten van de beide eerstgenoemden gaven een overzicht van reservoirs, respectievelijk in Engelsch-Inche en Spanje, het rapport van laatstgenoemde van reservoirs in Rusland terwijl m die der drie overige verschillende reservoirs in Frankrijk werden

^De^sTossiën over dat onderwerp hadden tot resultaat, dat er negen conclusiën werden aangenomen en wel vijf over reservoirs met aarden dijken omringd (welke in het algemeen tot nu toe met hooger dan to meter werden gemaakt) en vier betreffende die met gemetselde muren. Deze conclusies, die door den heer Cadart (die een van de lezenswaardigste rapporten over dit onderwerp leverde) aan de algemeene vergadering zouden worden voorgedragen, waren :

1°. Aarden dijken. . „ . ...

a Ofschoon de voorbeelden van dijken, hooger dan lo M., m r rank rijk noo-' weinig voorkomen, zoo schijnt het toch mogelijk deze hoogte tt overschrijden. In dit geval hangt de oplossing van de vraag in hei bijzonder af van de hoeveelheid en de hoedanigheid van de ter beschikking zijnde grondmassa's; van het onderscheid in prijs van een aarder of een steenen dam en van den aard van den ondergrond.

b Het mechanisch bewerken van den grond met stoomkracht ot n ieder °-eval met dieren is als het beste middel aan te bevelen ; men moe zooveel mogelijk het vastslaan met de hand als te duur, te onvol ledig en te onregelmatig verwerpen. . .

c^Het is beter om de bekleedingen der taluds door metselwerk, me tegelijkertijd met de grondbewerking uit te voeren.

d De bij de waterwerken in Edinburg en Torcy-Neuf toegepast methode, welke daarin bestaat, dat men de «prise .creau» aanbreng in een vrijstaanden toren, die buiten en boven den dijk ligt, en waa het uitstroomingskanaal van uit den voet van den toren gaat en onde den dijk doorvloeit, verlicht in hooge mate de uitvoering van een ge.ijk matige orondmassa en is daarom aan te bevelen.

e. De snelle wijze van berekenen om de kosten van een reservoi met aarden dijken benaderend te begrooten, door den heer Cadart i zijn rapport aangegeven, schijnt bij voorloopige projecten, waar het o nauwkeurigheid niet zoo aankomt, zeer goed te gebruiken te zijn. 2°. Steenen muren. ... .

f Aan te bevelen is het proflei van den muur, zooals die dij fit reservoir van Chatrain (om het stadje Roanne aan de Loire van watt te voorzien) en soortgelijke is gemaakt, omdat deze vorm de vverkin der uitzetting op het metselwerk zooveel mogelijk vermindert,

g. Met goede materialen is een druk van 12 K.G. per c.M2. bij h< metselwerk zonder gevaar toe te laten. . .

h De geboden vorm, welker convexe zijde stroomopwaarts gericht ï schiint voor "de afsluiting met metselwerk te moeten worden aanb

alen in het bijzonder met het oog op de werking op het bovenste eel van den muur, ontstaan tengevolge van de uitzetting en samenrimping door temperatuursveranderingen. i Zeer wordt den ingenieurs aanbevolen, om na te gaan, welke laatrecrelen genomen moeten worden, om het doorlekken van het letsel werk te verhinderen en tijdens de exploitatie zooveel mogelijk e verminderen.

Tweede Sectie.

a. Sluiting der vaart op kanalen en gekanaliseerde rivieren.

De H.H. Germelmann, Maillet, Captier, Derome en Mazoyer hadden ,ver dit onderwerp zeer lezenswaardige rapporten geleverd.

Onder voorzitterschap van den heer Buquet, tevens voorzitter van le Société des Ingénieurs Civils, werden in deze sectie door de verchillende leden zeer levendige discussiën gevoerd over den tijd van lanvano- van sluiting, den duur derzelve enz. De heer Germelmann leweerde o.a. dat men de onderhouds- en herstellingswerken zooveel nogelijk moest uitvoeren tijdens de gedwongen stremmingen, nl. vorst, watergebrek enz. ,

Natuurlijk is dit duurder, vooral bij vorst, omdat men dan de werken zooals sluizen, moet overkappen en deze ruimten eemgszins verwarmen. Volgens bovengenoemden schrijver maakte dit het werk 4- 50 °L duurder.

"Twee wenschen werden dan ook geformuleerd op de volgende wijze : 1° De sectie spreekt den wensch uit, dat de inkrimping der stremmingen der vaart, veroorzaakt door vorming en opruiming van ijs, een onderwerp van studie uitmake voor het volgend Congres.

2° De sectie spreekt eveneens den wensch uit, dat men tegen het vozende Congres mededeelingen verzamelt over de technische en economische voorwaarden tot uitvoering van werken gedurende de winterstremmingen, in het bijzonder wat de metselwerken aangaat. Dit wat betreft de stremmingen door de natuur veroorzaakt. De eindconclusie wat de stremmingen door onderhoud of vernieuwing aangaat en door den rapporteur, den heer Derome, in de algemeene vergadering gebracht, luidde aldus: _ . .

De sectie is van oordeel, dat de duur der stremming tot een minimum zelfs met groote kosten moet worden gereduceerd.

Op o-eklnaliseerde rivieren mogen zij absoluut niet voorkomen. Up kanalen moet de duur, onvoorziene gevallen voorbehouden, ingekrompen worden tot 10 dagen per jaar voor gewone onderhoudswerken en tot eene maand voor kanalen, welke men veranderen (verbreeden, verdiepen, grootere sluizen) wil.

b. Wijze van voortbeweging van schepen. Hierover waren zeven rapporten, nl. van de heeren Bellingrath en Dieckhoff Mütze, Thiem uit Duitschland, Caméré, Derome, Lasmolles, Molinos en De Bovet uit Frankrijk aan de leden vóór het Congres uitgereikt, terwijl later daaraan nog een rapport van den heer John Bogart uit New-York werd toegevoegd, handelend over de voortbeweging van schepen op het Erie-kanaal.

Vóórdat de discussies begonnen had de president voorgesteld dit onderwerp in twee deelen te splitsen en wel in:

Wiize van voortbeweging op gekanaliseerde rivieren en in die op kanalen Zeer belangrijke mededeelingen werden in deze onderafdeling door verschillende leden gedaan. Door de heeren CamÉre en De Mas werden resultaten medegedeeld omtrent proeven door hen op zeer verschillende wijzen genomen, om de verhoudingen te vinden tusscnen de kanaalprofielen, den vorm en het materiaal van de schepen, de voortbeweo-ingssnelheden, den wederstand in het water, enz.

DeVoeven van den heer Caméré onder medewerking van den heer Clerc hadden tot doel om door met bepaalde snelheden met bepaalde sleepbooten te varen, na te gaan waar de gekanaliseerde rivieren moesten verbeterd worden, terwijl de proeven van den heei De Mas meer betrekking hadden op den wederstand van schepen met verschillende snelheden bewogen en welker huid verschillend bekleed was

Na verder zich bezig te hebben gehouden met de moteurs, de electrische sïeepketting. d! halage fuSculaire ^Z^^ltit Instituut van Ingenieurs, Notulen 11 Nov. 1890, blz. 30) \eizocht de sec e den heer Kirsch haar rapporteur te zijn en de volgende, m hare zittingen aangenomen conclusies en wenschen, aan de algemeene vergadering voor te leggen : . °V Het zoude zeer wenschelijk zijn, dat men proefondervindelijk de trekkracht in verschillende panden van gekanaliseerde rivieren bepaalt en wel vorens de methode welke door de heeren Camere _en Clerc op de Beneden-Seine is toegepast en door eerstgenoemde m zijn rapport

be2C°brinenaanmerking nemende, dat de «halage funiculaire» zonder het draaien van den kabel, hetwelk nog altijd blijft bestaan,fle vnllage eene practische oplossing, voor de voortbeweging van schepen op kana len Hikt spreekt de sectie den wensch uit, dat de proeven op het kanaa van Kr en op het Oder-Spree-kanaal worden voortgezet en we bepaaldelijk om de oorzaak van het draaien van den kabel te onderS ett daardoor de trekkende werking weg te nemen, welke die

proeven neemt met de electrische sïeepketting, zooals deze uitgevonden en verklaard is door den heer De Bovet.

4°. Wenschelijk zoude het zijn dat ieder schip zoo spoedig mogelijk van een officieel bewijs werd voorzien, hetwelk zijn weerstandsvermogen in het water bij verschillende snelheden aangat.

5° Dl sectie 'schat de proeven door den heer De Mas genomen zeer