De imperiale taak der Kon. Mar. en het vraagstuk der vloot-v er sterking

als kern slagkruisers, zoodanige kansen, dat de agressor veelal a priori van de agressie afzietl

Hier treedt a.h.w. de vloot als universeel verdedigingsmiddel naar voren. Zij kan, mits voldoende sterk, 's vijands blokkade aantasten en bij agressie 's vijands verbindingen problematiek maken.

Maar sedert eenige jaren is de situatie wel eenigszins gewijzigd!

Nu moet de eisch worden gesteld, dat wij den geschetsten strijd lang en krachtig kunnen volhouden.

Lang, omdat de oorlogvoering ter zee een krijgsbedrijf is van langen adem en de conceptie niet wel is te verdedigen, dat wij, zoodra wij het geluk hebben een bondgenoot te krijgen, op onze lauweren kunnen gaan rusten; krachtig, omdat een slappe strijd op de verbindingen geen resultaten zal geven, ja sterker nog, niet eens bij de ons welgezinde Mogendheden de aandacht zal trekken.

M. de V., wij leven snel. Punt 8 van de defensiegrondslagen, welke bij mijn weten nog altijd van kracht zijn, luidt:

„Indien Ned.-Indië, ondanks het ernstig pogen om buiten den oorlog „te blijven, daarin toch wordt betrokken, zal de aanwezige weermacht „met de voorhanden middelen zich zoo goed mogelijk tegen elke bezetting van ons gebied verzetten, in afwachting van den steun, die „ons mocht worden verleend."

Een positief gegeven over de kracht van den te bieden weerstand vindt men niet, het „zoo goed mogelijk" is blijkbaar een formuleering, om kritiek-achteraf reeds van te voren te ontzenuwen.

Dit ter zijde. Bezien wij echter de pointe van dezen grondslag, dan gaat zij van de praemisse uit, dat er reeds in den Pacific een conflict is uitgebroken, anders kunnen wij niet in den oorlog worden betrokken. M.a.w. ook hier een conceptie, welke ten aanzien van het Moederland altijd werd gehuldigd en misschien voor Nederland nog reden van bestaan heeft. Zoolang men deze conceptie als juist durft onderschrijven voor Indië, zou men desnoods nog genoegen kunnen nemen met het vlootplan-Deckers, maar wij weten wel beter.

Hoe dikwijls wordt thans de aanval niet ingezet tegen den zwakkere als eerste étappe van een grootsch opgezet strategisch plan, waarbij de verwachte bondgenooten geen hand uitsteken. Ik denk hier aan Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, en wellicht ook Finland.

M. H., als er een duidelijker bewijs is, dat een klein land in eerste instantie kan worden verlaten door zijn bondgenooten, dan is het wel het grootsche drama in het hooge Noorden. En als ooit nog dit heldhaftige Volk zijn vrijheid weet te bewaren, dan zal het zijn, omdat het lang en krachtig heeft stand gehouden. Wij leven in een grooten tijd, een der meest ernstige lessen is wel, dat zelfs de zwakken geestelijk en materieel weerbaar moeten zijn tot het uiterste, alle non-agressiepacten ten spijt!

377