Admiraal Sims 1858—1936

is opgedrongen. De taak van den Staf op de Vloot is samenwerken met den bevelhebber, resultaten observeeren en deze analyseeren. De conclusies worden gebruikt voor het vormen van nieuwe doctrine en het wijzigen van een reeds gevormde, want zonder verandering geen verbetering. "The creation of doctrine is an evolution".

Tot Sims' loopbaan terugkeerend, zien we hem na zijn tweejarig commando over de Atlantic Torpedo Flottilla, voor het derde jaar van zijn vaarbeurt, op 22 November 1915 belast met het bevel over het juist gereed gekomen slagschip „Nevada". De vorming van dit nieuwe schip van bijna 29.000 ton tot een gevechtswaardige eenheid vroeg zeker zijn geheele aandacht en liet hem weinig tijd en gelegenheid tot ander werk. In Februari 1917 wordt hij, na zijn bevordering tot Rear Admiral, benoemd tot President van het Naval War College, een functie, waartoe zijn gave: anderen van zijn overtuigingen te doordringen, hem wel uitermate geschikt maakten.

Uit dit tijdperk vinden wij in de Proceedings een zeer interessante lezing van Sims voor de „Civil Volunteer Reserve" over militair karakter 19). Het is ongetwijfeld leerzaam te lezen, hoe deze „leader of men" dacht over Militair Karakter, een begrip, dat beter dan de bij ons meer gebruikelijke term „militaire eigenschappen", aangeeft, waar het in de militaire maatschappij in de eerste plaats op aankomt. Sims noemt niet minder dan 50 eigenschappen op, welke door verschillende schrijvers als voor een goed militair min of meer noodzakelijk werden genoemd.

Volgens Sims moet echter het militair karakter in de eerste plaats worden beheerscht door twee begrippen: „loyalty" en „initiative". Het zijn ook deze twee eigenschappen, die hij in zijn ondergeschikten steeds aanmoedigt en waarop zijn geheele commando-systeem berust. De beide begrippen vormden de basis van het Pruisische legersysteem, zooals dit in de jaren tusschen 1860—'70 werd ontwikkeld. Want niets geeft een onjuister beeld van het Pruisische systeem, dan het algemeen als synoniem aangenomen begrip „kadaver-discipline"; immers nergens hadden de legerbevelhebbers meer vrijheid van handelen, dan juist in het Pruisische en in de latere Duitsche legers. Deze begrippen vormen ook de kern van den Duitschen bevelsvorm, welke, voor marineëischen omgewerkt, door de Amerikaansche Marine werd overgenomen en in 1922 door den toenmaligen kapt.-luit ter zee Putman Cramer uit Washington werd medegenomen om vrijwel ongewijzigd ook in de Nederlandsche Marine te worden ingevoerd.

De Duitsche bevelsvorm bestaat essentieel uit drie paragrafen.

De eerste geeft aan den ondergeschikte de inlichtingen, waarover de bevelhebber beschikte, toen hij het bevel opmaakte en die bij de uitvoering van nut kunnen zijn.

19) Military Charakter. Proceedings Maart f917, pag. 437 e.v.

475