Admiraal Sims 1858—1936

zelfde problemen, als waarvoor de Amerikanen stonden bij hun bondgenootschappelijken oorlog in een overzee-gelegen gebied.

Wanneer men achteraf de rekening opmaakt, kan men moeilijk zeggen, dat Amerika niet hun machtige hulpbronnen vol inzetten om de overwinning te helpen bevechten, doch het kostte tijd voor men inzag, dat dit noodig was en nog meer tijd vóór deze hulpbronnen ten volle werden ingezet. De groote verdienste van Sims ligt, meenen wij, hierin, dat hij zich den ernst van den toestand direct realiseerde en met vollen inzet van zijn persoonlijkheid aandrong op snelle hulpverleening op het operatieterrein-zelf. Het is mogelijk, dat men in Amerika meer en liever luisterde naar de delegaties, die de gealliëerden herhaaldelijk over den Oceaan zonden en naar eigen politieke waarnemers, die men naar Europa zond. Het resultaat was tenslotte echter toch, dat men medeging in de richting, welke Sims van den aanvang af aangaf 43).

Een eskader van 5 kolenstokende slagschepen onder Rear-Admiral Hughes Rodman werd in December 1917 als afzonderlijk eskader aan de Grand Fleet toegevoegd. In Juni 1918 werden 3 moderne slagschepen onder Rear Admiral T.S. Rodgers gestationneerd in Bantry Bay (Bereshaven), Ierland. Dit alles geschiedde ter indirecte dekking van de eigen troepentransporten en de aanvankelijke bezwaren tegen deze verspreiding der hoofdmacht waren dus kennelijk overwonnen. Ook kwam men te Washington geleidelijk-aan over den brug met lichtere strijdkrachten: jagers, onderzeebooten, duikbootjagers, bewapende jachten, sleepbooten enz. Het was ongetwijfeld een groot geluk voor de gealliëerden, dat de Duitsche Marineleiding niet vóór Mei 1918 overging tot het uitstrekken van de activiteit harer onderzeebooten tot de Amerikaansche kust. Alleen de angst hiervoor was voldoende om groote vertragingen en terughoudendheid in de overzending, speciaal van jagers, te bewerkstelligen44). Niettemin moet men zich geen al te groote voorstellingen maken van de maritieme middelen, welke de Vereenigde Staten naar Europa zonden. Een groot gedeelte van het in-aanbouw-gegeven materieel kwam niet tijdig gereed, terwijl het bemannen van al die schepen zeer groote moeilijkheden gaf.

Volgens de zeker niet pessimistische gegevens, welke aan het congres werden verstrekt, beschikte de Amerikaansche Marine einde 1918 over 2202 schepen en een personeelsterkte van 529.500 officieren en manschappen. Hiervan waren „slechts" 373 schepen met een bemanning van 81.000 man gesteld onder de bevelen van Admiral Sims voor diensten in Europeesche wateren.

43) Colonel House.

44) Zie o.a. Destroyer Experiences. Proceedings 1923.

763