Marineblad

schraapt; de arbeiders hebben er altijd een heelen voorraad van, want het is — vooral na regens — anders bijna ondoenlijk om vuur te maken.

Als wij op de waterscheiding werken, nemen wij, indien er geen brood is, voor 12 uur meestal een koek mee, gebakken van meel, rijst, suiker en olie; de tas-palm levert „pakpapier" om de vette koeken in te pakken en boesi-té (boschtouw, een dunne liaan) dient als touw.

Gisteren zocht ik grens en tevens een volgende kampeergelegenheid; ik vond die aan de prachtige, breede, oostelijke Paroe, op een kwartier van de waterscheiding (zie foto no. 36); het is dezelfde kreek die ons de vorige week al die moeilijkheden gaf; waterscheiding (grens) en kreek loopen op het oogenblik gezellig evenwijdig aan elkaar naar het NNO. De laatste dagen werden veel tapirs gezien. u

29 November. Onze dag begint om zes uur, wanneer de kok Hope rinkelend onze drie groote email mokken en den koffiepot op tafel zet en wij daardoor weten, dat het tijd is om uit de klamboe te kruipen. Dat moment van ochtendkoffie is wel heel plezierig, maar het heeft ook zijn schaduwzijde: een mensch is nu eenmaal uiterlijk en innterlijk niet op zijn voordeeligst om zes uur 's morgens. Zwijgend en slaperig dof zit je je te ergeren aan het onsmakelijk voorkomen van je twee makkers, die zeker hetzelfde denken.

Het ergste is ... het krabben; die verwenschte koepari s (boschluizen) zijn nu al maandenlang onze kwelduivels; zonder jeuk zijn wij eigenlijk nooit meer. Koepari's zijn heele kleine teekjes, die overal in het bosch leven; hebben wij ons tijdens het dagelijksch bad in de kreek, met zorg ontdaan van de bloeddorstige diertjes, 's avonds blijkt het allemaal voor niets te zijn geweest, want nieuwe troepen zijn op onverklaarbare manier aangerukt. En dan is 's morgens de lust tot krabben bijna niet meer te bedwingen. Aan de huidinfecties, die zoo af en toe optreden, zullen deze verwenschte diertjes dan ook wel niet geheel vreemd zijn.

30 November. Kamp XII. Vandaag hierheen, aan de Paroe-bronrivier, en vanmiddag genoot iedereen het zeldzame genot van een bad zonder restricties; als wij aan een klein kreekje wonen, is het noodzakelijk om er op te letten, dat de kok bovenstrooms van de badplaats het kookwater en wijzelf ons drinkwater scheppen, dat Van Straelen en ik baden bovenstrooms van de arbeiders, enz. Maar hier is zooveel snel stroomend water, dat wij dergelijke details kunnen verwaarloozen; kristalhelder stroomt het ondiepe water over geelwit zand; tien meter verder vergaart het zich in een breede diepe kom waar het in zonneplekken goudbruin glanst; de rivierbedding is hier wel zes of zeven meter breed, het oerwoud langs de oevers is één wilde verstrengeling van lianen; vooral de „schildpad-trap" is een interessante liaan, niet rond, maar een golvend vlak van twee of drie decimeters breedte en slechts eenige centimeters dikte. Enkele lianen bloeien; de mooiste heeft groote, felroode bloemen, een andere zachtlila.

Een groot azuurblauwe vlinder fladdert rusteloos over het water.

858