M »4.

428

schappij doen zal of kan. De spoorwegmaatschappij kan geen rekening honden met eene verhooging van de volkswelvaart, die zich niet binnen zeer korten tijd in klinkende munt in haar beurs doet gevoelen. Zij kan geen arbeiderstreinen laten loopen als het voordeel daarvan zich niet uitspreekt in eene hoogere winst op de exploitatie maar in eene meer rationeele verspreiding van 'slands bevolking. Zij kan geen gunstige vervoerbepalingen maken voor achterlijke landstreken, welke wellicht een tijdelijk verlies op dat vervoer geven, maar er toe kunnen bijdragen zulk een landstreek tot ontwikkeling en welvaart te brengen. De spoorwegmaatschappij let alleen en kan alleen letten op haar eigen direct financieel belang en bevoordeelt daarom alleen die landstreken, welke die be¬

voordeeling in klinkende munt terugbetalen. Daardoor richt zij haar oogen naar de meest welvarende landsdeelen en draagt zij, in stede van de meer achterlijke landstreken te helpen en te steunen, er toe bij om deze in vergelijking met de meer welvarende deelen nog achterlijker te maken.

Het spoorwegverkeer heeft in ons moderne leven zulk een beteekenis gekregen; hij die dat beheerscht, kan zulk een invloed oefenen op de algemeene welvaart van het land en op de relatieve welvaart van zijn verschillende deelen, dat eene Staatsoverheid welke hare roeping begrijpt, het uitoefenen van dien invloed niet mag overlaten aan eene particuliere, uitsluitend op winstbejag uit zijnd© maatschappij, maar die uitoefening erkennen moet als een déél van haar overheidstaak dat zij niet uit handen kan geven zonder aan haar plicht te kort te doen.

In het midden der 19e eeuw, toen het spoorwegverkeer eerst in zijn opkomst was, en niet was te voorzien, dat het zulk een invloed op de volkswelvaart zou krijgen als het gekregen heeft, toen konden er motieven zijn, om aan de particuliere spoorweg-exploitatie boven de Staats-exploitatie de voorkeur te geven; thans moeten die motieven — afgezien nog van al het andere, dat voor Staats-exploitatie onzer spoorwegen pleit — wij ken voor dit hoogere motief, dat een monopolistisch bedrijf, waarvan de volkswelvaart in zoo hooge mate afhankelijk is, door niemand mag worden beheerscht dan door den Staat zelf.

De spoorwegen zijn gekomen in de phase, waarin de posterijen, naar algemeen erkend wordt, reeds lang zijn aangeland.

Het is mitsdien wenschelijk, dat de bestaande toestand ten aanzien van de exploitatie der spoorwegen hier te lande vervangen wordt door Staats-exploitatie en dat wel, hoe eer hoe beter. Er is „periculum in mora".

Nederlandsehe Vereeniging voor Locaalspoorwegen en Tramwegen.

De een en dertigste algemeene vergadering dezer Vereeniging had plaats Zaterdag 19 Augustus j.1. te Haarlem, en was druk bezocht.

Aan dat drukke bezoek was niet vreemd de door de directie der Eerste Nederlandsehe Electrische Tramwegmaatschappij aangeboden gelegenheid om per extra motorrijtuig een rit te maken over de ceintuurbaan en de lijn Haarlem-Zandvoort (De eerste in Nederland met bovengrondsche geleiding), en verder tot het bezichtigen ven het krachtstation, de remises enz. dier Maatschappij.

Deze tocht, waarop aanstonds nog even wordt teruggekomen, had plaats na het gebruiken van een gemeenschappelijken lunch, waarvóór vele andere werkzaamheden hadden plaats gehad. Het leeuwenaandeel daarvan was ingenomen door een voordracht van den heer L. M. Barnet Lyon, Directeur der bovengenoemde Trammaatschappij.

Zonder vermoeiend te worden door af te dalen in technische bijzonderheden gaf spreker ook ditmaal weder in een kort tijdsbestek den aanwezigen een duidelijk inzicht in den aanleg, de inrichting, en de exploitatie van deze tram-onderneming, waarbij zooveel mogelijk de schaduwzijden van het bovengrondsche (beugel-)systeem tot een minimum zijn teruggebracht; vooral wat betreft het kleinst mogelijke getal draden en de voorziening tegen onveiligheid, waaromtrent spreker naar aanleiding van eene hem gestelde vraag in meer uitvoerige beschouwingen trad.

Als hoofdschotel was dit punt als laatste onderwerp op de

agenda gebracht. Maar reeds bij den aanvang der vergadering deed het zich gelden, daar de Voorzitter, de beer K. H. Sohadd, de kennismaking met de nieuwe onderneming aangaf als een der redenen, waarom de vergadering vroeger plaats had dan gewoonlijk.

Eene andere reden daartoe was nog gelegen in het feit, dat het Bestuur zijne medeleden zoo spoedig mogelijk geluk wilde wenschen met de afschaffing der Rijkstollen, eene zaak, die ook jarenlang op het programma dezer Vereeniging had gestaan, en tot welker beëindiging meermalen ook harentwege krachtige pogingen waren aangewend.

Na benoeming der commissie tot vaststelling der notulen, moest worden voorzien in eene vacature in het Bestuur, ontstaande door het bedanken van het lid, den heer Schadd.

eenige leiding aan deze verkiezing te geven waren Bestuur voorgedragen de heeren Hoeuff en Hora van wie eerstgenoemde tot bestuurslid werd ge-

Teneinde door het

Siccema, kozen.

Hierna

nam rif ttf»r hp.t woord, om bii bet nn

weldra daar zijnde aftreden van den Voorzitter diens jarenlange betrekking tot de Vereeniging in herinnering te brengen en hem hulde te brengen voor de vele diensten, die de Vereeniging hem heeft te danken. Het Bestuur had gemeend die verdienste te moeten beantwoorden door een blijvend bewijs van waardeering door n.1. den scheidenden _ voorzitter voor te dragen als eerelid. Een algemeen en krachtig applaus volgde op deze woorden, waaruit werd besloten, dat allen met het voorgestelde ten volle instemden, zoodat de benoeming zonder stemming plaats had.

De heer Schadd dankte voor het hem geschonken bewijs van sympathie, verklarende dat niets hem aangenamer zou wezen dan nog dikwijls voor den bloei der Vereeniging werkzaam te kunnen wezen.

Zonder dat bijzondere redenen tot verandering zich voordoen, werd Amsterdam aangewezen als de plaats waar de volgende vergadering zal worden gehouden.

Ter tafel kwam vervolgens een voorstel van het Bestuur in zake het in de algemeene vergadering van November van het vorige jaar behandelde onderwerp door Jhr. Hora Siccama van de Harkstede over het eventueel vormen van een collectief pensioenfonds voor de vaste beambten van alle Locaalspoorweg- en Tramweg-ondernemingen in Nederland. — Het Bestuur had de opdracht gekregen daaromtrent voorstellen te doen, maar het was bij het ontwerpen daarvan en het inwinnen van de daartoe noodige inlichtingen gebleken, dat dat onderwerp zoo ingewikkeld was en zooveel studie en voorbereiding vereischte, dat het wenschelijk voorkwam — en zulks niet om de zaak op de lange baan te schuiven —, om eene commissie te benoemen.

In dien zin wordt besloten, en worden benoemd tot leden der commissie de heeren Kock, secretaris van het Bestuur, Hora Siccama en Nijssen.

Na de voordracht van den Heer Lyon verkreeg voor het sluiten der vergadering nog het woord de Heer Fischer, uit Ruhrort, die sprak over voetlasschen bij bovenbouw aan de hand van teekeningen van laschverbindingen, zooals die bij. tal van ondernemingen in onderscheidene steden van Europa voorkomen. .

Na de lunch kwam dus aan de orde de excursie, die den aanwezigen de gelegenheid bood meer in bijzonderheden te zien wat des morgens was medegedeeld. Er was één algemeene roep over de correctheid, waarmede de beide ritten werden volbracht, over de gemakkelijkheid waarmede de talrijke en sterke bochten werden gemaakt en eene aanzienlijke hoogte in den weg werd opgereden, en over de mricüting der wagens. Bij het bezoek aan de installatie gat de heer Lyon nog vele uitvoerige inlichtingen in het ketelhuis, de machine-kamer en de remise, en vond de heer ±5eynes gelegenheid de aanwezigen te wijzen op de vele verbeteringen aan de tramrijtuigen aangebracht. .

Aan den gemeenschappelijken maaltijd in het Hotel d Orange te Zandvoort bracht de Voorzitter hulde aan de werkzaamheid van den heer Lyon, die aanvankelijk met zooveel succes was bekroond, en werden de beste wenschen voor den bloei der onderneming uitgesproken.