266

De heer Tellegen trekt zijne motie tot sluiting der discussiën in, hij had haar alleen -voorgesteld om te voorkomen dat het voorstel, hetwelk niet genoegzaam is voorbereid en waarvan de vader niet aanwezig was, werd verworpen.

Ten slotte zegt de heer Telders, dat hij hij het ontvangen van den oproepingsbrief buitengewoon getroffen werd door dit voorstel, want spreker is er vast van overtuigd, dat de heer Van Dissel, die meermalen aan de bestuurstafel zitting had de Vereeniging een te goed hart toedraai om tot hare opheffing te willen medewerken; geruimen tijd heeff hij de zaak bestudeerd en toch kon hij slechts tot het resultaat komen, dat het goede doel, hetwelk het voorstel beoogt, slechts daarin zou bestaan, dat men een paar gulden minder contributie betaalde, en terwijl, zooals uit de discussiën bleek, men van meening is, dat er te veel vereenigingen bestaan, zou men door het in het leven roepen van een centralen raad eene nieuwe daaraan toevoegen.

Het voorstel Van Dissel houdt niet voldoende rekening met den band die er tusschen ingenieurs onderling behoort te bestaan; de Vereeniging heeft nog een ruim arbeidsveld, waar het aankomt op de verheffing van den socialen toestand van den ingenieur; de positie van den ingenieur is nog niet van dien aard dat men zou mogen blijven staan op die hoogte van de maatschappelijke ladder waartoe wij tot heden gekomen zijn. ((Werden nog niet voor eenige jaren de hoogleeraren aan de Polytechnische School en de inspecteurs van den Waterstaat ongeschikt 'geacht om benoemd te worden tot leden der Eerste Kamer der Staten-Generaal?)) Wij moeten ons onthouden van iederen stap die het

voortbestaan van onze vereeniging in gevaar zou nuuucu uicuscu.

Het voorstel Van Dissel in stemming gebracht wordt met groote meerderheid verworpen; slechts twee stemmen verklaarden er zich voor, één blanco en een en twintig er tegen.

De voorstellen Huet thans in stemming gebracht worden eveneens met groote meerderheid verworpen.

Alsnu kwam aan de orde de behandeling van het rapport deiCommissie in zake het Technisch Onderwijs, of zooals later een der onderteekenaars verklaarde: de brief aan het bestuur in plaats van rapport, want de commissie was van meening, dat zij haar mandaat weder moest neerleggen in handen van het bestuur der Vereeniging.

Reeds in de jaren 1874 en 1882 zijn door de Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs aan de Regeering adressen gericht, waarin werd gewezen op de bezwaren tegen de bestaande regeling van het Technisch Onderwijs.

Een oogenblik was er hoop, dat eene wijziging van de wet op het Middelbaar Onderwijs aan de orde zou worden gesteld. Door de Veréeniging werd benoemd eene commissie in zake het Technisch Onderwijs, om "bij" het verschijnen van het wetsontwerp de Vereeniging te dienen van advies, doch te vergeefs waren de schildwachten uitgezet, want de voordracht tot wijziging kwam niet voor den dag.

Na lang verbeiden gaf de commissie de hoop op en bedankte voor de haar opgedragen taak.

In den boezem der Vereeniging bleef echter de overtuiging bestaan, dat de tegenwoordige regeling niet meer geschikt was om te voldoen aan de steeds grooter wordende eischen van de techniek.

Eene nieuwe commissie werd benoemd bestaande uit de heeren G. A. Escher, P. H. Kemper, A. Huet, F. M. L. Kerkhoff en E. H. Stieltjes, doch de twee eerstgenoemde leden bedankten. Het bestuur machtigde daarop de overblijvende commissie zich door het assumeeren van meerdere leden uit de leden der Vereeniging uittebreiden, doch daarbij deden zich verschillende moeilijkheden voor, zoodat de meerderheid der commissie besloot den zoo veel omvattenden arbeid niet

te ondernemen, waarbij nog een voornaam bezwaar kwam om tot een goed resultaat te komen n.1. de meer of mindere eenzijdigheid, die allicht aan het werk zou kleven van eene commissie uit den boezem van slechts ééne enkele Vereeniging benoemd.

Bij de regeling van het Technisch Onderwijs in zijn geheelen omvang hebben verschillende vereenigingen belang en ook andere lichamen zijn bevoegd daarover te oordeelen. Zoo zijn de Hoogleeraren en Leeraren van de Polytechnische School, het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst, de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, de Nederlandsche Vereeniging van Werktuig- en Scheepsbouwkundigen zeer zeker aangewezen om over de inrichting van het Technisch Onderwijs hier te lande te worden gehoord.

Mocht het gelukken die talrijke krachten te vereenigen en tot samenwerking të komen dan zou 'het gezamenlijk advies zooveel gewicht in de schaal leggen, dat een grooten stoot aan de herziening van de wet op het Middelbaar Onderwijs was gegeven of zelfs dat een uitgewerkt ontwerp tot regeling van het Technisch Onderwijs aan de Regeering kon worden aangeboden.

Volgens de meening van het bestuur was het echter wenschelijk voorloopig de zaak te laten rusten, doch ziet, de Commissie tot behartiging van de studiebelangen, eene vereeniging van Delftsche studenten, doet voorstellen om vanwege het Delftsch Studentencorps een verzoek te richten tot Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken ter verkrijging van wijzigingen in het onderwijs aan de Polytechnische School. Als gevolg daarvan werd in principe het adres opgesteld, hetwelk in het vorig nummer van dit Weekblad is afgedrukt.

Alvorens echter tot- de uitvoering van dit plan over te gaan wilde zij onderzoeken of van de Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs in deze soms steun te wachten was, of dat door samenwerking een geheel nieuw adres zou kunnen worden opgesteld of dat de Vereeniging op een of andere wijze hare instemming met het reeds ontworpene betuigde.

De Voorzitter stelt nu naar aanleiding van dit ingekomen stuk de vraag, of het niet mogelijk is het adres van de Delftsche jongelui te

ondersteunen? Hij stelt voor deswege eene commissie te benoemen.

De heeren Huet en Stieltjes betoogen naar aanleiding van hun schrijven nader waarom zij gemeend hebben hun taak te moeten neerleggen; laatstgenoemde meent dat het beperkte onderzoek van eene verbeterde inrichting van het onderwijs aan de Polyt. school geheel op den weg der Vereeniging ligt; aan de te benoemen commissie zou dus een ruimer mandaat dienen gegeven te worden dan alleen een onderzoek betreffende het adres. De heer Huet wijst er op, dat vroeger geoordeeld werd dat de onderwijscommissie niet moest zijn eene commissie benoemd door het bestuur maar door de vergadering of liever nog door de Vereeniging, hetgeen vroeger meermalen was gebeurd door rondzending van een naamlijst der leden, met verzoek om aanteekening van die leden welke men meende dat het meest geschikt zouden zijn. De poging van het bestuur was mislukt; volgens den heer Huet had men hem er in laten loopen; men kieze nu den anderen weg.

De heer Van Ittersum zegt dat het voor de vergadering moeilijk is na te gaan ot het ingekomen adres in zijn geheel door de Vereeniging kan worden gesteund, b.v. het oordeel van de examinandi over de examens is wellicht verschillend van dat der heeren examinatoren.

De heer Van Meeteren zou, behalve het openen van een cursus in de bacteriologie gaarne zien dat er in Delft onderwijs werd gegeven in de technische hygiène, men hoort er somtijds over spreken als of deze wetenschap alleen aan een hoogeschool (vermoedelijk in Utrecht) behoort onderwezen te worden, en toch in de opleiding van den ingenipiir macr zii allerminst ontbreken.

De vergadering wordt nu door den Voorzitter gesteld voor de quaestie: zal er benoemd worden eene commissie met ruim mandaat: onderzoek van het onderwijs aan de Polyt. School in zijn geheel, of eene commissie met beperkt mandaat: onderzoek in hoeverre het adres van de commissie tot behartiging van de studiebelangen ondersteund kan worden.

Wil men eene commissie die haar taak ruim en naar behooren opvat, dan is deze zeker niet binnen het jaar gereed en waarschijnlijk is die termijn voor de jongelui te lang; men kan echter ook aan de commissie met ruim mandaat opdragen het adres te onderzoeken om de Vereeniging van advies te dienen in hoeverre het adres ondersteund kan worden waarna de commissie dan kan voortgaan en het onderwijs met de gewenschte wijzigingen in zijn geheel kan beschouwen.

De heer Huet ondersteunt dit laatste denkbeeld van het bestuur want er moet contact gezocht worden met de jongelui.

De heeren Telders en Wittop Koning wijzen op den belangrijken arbeid die voor de commissie te wachten staat, er moet een degelijke studie van de verschillende vraagstukken gemaakt worden; zeer moeilijk b.v. is de vraag of het onderwijs aan de Polytechnische School moet opgenomen worden onder Hooger Onderwijs; welke gevolgen zijn daarvan te wachten? Voor de Polytechnische School moet als het ware een nieuwe grondwet worden ontworpen. De heer Telders is dan ook van meening, dat de zaak niet in den korten tijd kan worden onderzocht, binnen welken de studenten aan de P. S. een antwoord wachten op hun vraag. Hij wenscht daarom het vraagstuk op zichzelf te behandelen buiten direct verband met het adres.

Tot stemming overgaande wordt met 19 tegen 4 stemmen besloten eene commissie met ruim mandaat te benoemen door rondzending van gedrukte ledenlijsten waarop ieder lid kan aanteekenen 5 personen die door hem geschikt geacht worden dezen omvangrijken arbeid tot een goed einde te brengen.

Verder zal aan de commissie tot behartiging van de studiebelangen rrocpWvpn worden dat de oud-kameraden met, groote belangstelling-

het adres hebben ontvangen en dat eene commissie zal worden benoemd ten einde te onderzoeken in hoeverre deze vrijheid zal vinden om aan de Vereeniging te adviseeren het adres in zijn geheel of gedeeltelijk te ondersteunen.

Vervolgens werd overgegaan tot de behandeling van de vervolgrapporten der Commissie betreffende de herziening der Algemeene Administratieve Voorschriften voor het uitvoeren en onderhouden van werken ten behoeve van Besturen en Particulieren.

Allereerst stelt de Voorzitter de vraag, hoe er met die rapporten gehandeld zal worden; het oorspronkelijk rapport is in druk verspreid, critiek is gevraagd en naar aanleiding daarvan werden soms zeer belangrijke punten ter sprake gebracht. Deze werden door de commissie achtereenvolgens behandeld. Het resultaat daarvan, het levervolg rapport, was reeds vroeger aan de leden in druk rondgezonden.

De voorzitter der commissie, de heer A. Déking Dura, wijst op de onmogelijkheid om Algemeene Voorschriften artikelsgewijze in eene vergadering te behandelen; die methode is zeker niet gewenscbt, want de "verschillende artikelen hangen te veel samen om bij wijziging b.v. van een artikel dadelijk te kunnen nagaan in hoeverre de andere ook veranderd moeten worden;-ten slotte zou men komen tot een geheel, waarvan de verschillende artikelen met elkaar in strijd zijn. De beginselen zijn het, welke beoordeeld kunnen worden en nu gebleken is dat de Vereeniging er zich in hoofdzaak mede kan vereenigen, zou het waarschijnlijk aanbeveling verdienen het rapport met de vervolg-rapporten té publiceeren als resultaat van den arbeid eener commissie uit de Vereeniging en niet als voorschriften van de Vereeniging.

Overeenkomstig dit advies werd besloten.

Het 2e vervolg-rapport gaf aanleiding tot eene afzonderlijke bespreking.

In de vergadering van het vorige jaar te Utrecht gehouden, werd de commissie uitgenoodigd om haar ontwerp der Algemeene Administratieve Voorschriften aan te vullen met voorschriften omtrent de verzekering van werklieden tegen ongelukken.

De commissie was van meening, dat in deze aangelegenheid eerst