521

M 45

Aan de uiteinden van die balans of ter weerszijden van de rol, na een paar malen daaromheen geslagen te zijn, gaan twee koorden omhoog. Deze beide koorden zijn aan elkaar verbonden en over een schijf boven in de schacht geleid.

Somwijlen is om de koorden goed te spannen, de schijf aan een sterke spiraalveer opgehangen. Het eene koord (stuurkoord) gaat door de kooi, het andere koord buiten de kooi om, door de schacht.

Wordt het koord in de kooi uit den middenstand circa 0.70 M. omlaag getrokken, dan gaat de kooi omhoog; trekt men dit koord omhoog, dan gaat zij omlaag.

Terwijl het stuurkoord in rust blijft beweegt de kooi daarlangs ; wil men stilstaan, men bewege het koord. Het is duidelijk, dat geen aanwijzing aanwezig kan zijn, wanneer het koord bij iederen stand van de kooi den middenstand inneemt. Het rekken en opspannen van het koord maakt dat die middenstand, zelfs bij den stand van de kooi ter hoogte van een verdieping, niet juist aangewezen kan worden.

De bediening geschiedt dan ook geheel op gevoel.

Veel gemakkelijker voor de bediening dan een koord waaraan getrokken wordt is een stuurrad of hefboom, langs een achtergrond met aanwijzingen bewogen.

In den laatsten tijd is het streven van alle eerste firma's om deze verbeteringen aan te brengen.

Figuur 15 geeft de eenvoudige, meest gebruikelijke dispositie van het stuurkoord aan.

Figuur 16 leert een inrichting kennen waarbij de balans a aan het bewegingsmechanisme wordt omgesteld door een hefboom b in de kooi ■— zooals te zien is loopt hier het stuurkoord over de rollen 1, 2, 3, 4 mede met de kooi.

Fig. 17.

Fig. 18.

ó

i i i i

1 I

0*

In figuur 17 is de balans in de kooi vervangen door een stuurwiel.

Bij de inrichtingen van fig. 16 en 17 gaan voor het besturen 4 koorden door de schacht, deze koorden zijn met de kooi in beweging; in fig. 18 is een inrichting weergegeven waarbij 2 koorden voldoende zijn, die koorden zijn vast, en

daarlangs beweegt zich de kooi. In fig. 18 wordt met het tandwieltje c de getande sector d, en de balans e in de kooi omgesteld; een gevolg van die omstelling is, de beweging van de rol a, doordat het eene koord verlengd, en het

andere ingekort wordt.

Fig. 19.

In fier. 19 wordt met het

tandwieltje c het grootere rad d, en door een op dezelfde as bevestigd klein rad e, de balans met getanden1 sector f omgesteld. Hierdoor wordt de rol g in de kooi links of rechts verplaatst, wordt het eene koord verlengd, het andere koord verkort, en draait de rol a.

Bij al deze inrichtingen, is aanwijzing van den middenstand van het stuurrad of den hefboom, en dus van het stuurkoord, en de rol of balans van het bewegingsmechanisme mogelijk, en daardoor de bediening aanmerkelijk eenvoudiger dan bij de dispositie van fig. 15.

Bovendien kan met het rad een zeer gelijkmatig in gang zetten van de lift plaats hebben, mits het bewegingsmechanisme daarop ook is ingericht.

Gewezen moet nog worden op die inrichtingen waarbij de beweging van ventiel of afsluiter van het bewegingsmechanisme verkregen wordt door het sluiten van eenelectrischen stroom.

Men kan door laatstgenoemde handeling een kleinen electromotor of een kleinen watermotor (servo-moteur) in gang zetten die op hare beurt, de hoofd verstellers of hoofdafsluiters opent of sluit.

De afsluiters van den

stroom voor het in gang zetten, kunnen zoowel in de kooi, als op de verdiepingen aangebracht worden, en heeft men daardoor het middel in de hand, de kooi tot zich te laten komen. Dit is ook wel met de inrichting van fig. 15 mogelijk, doch zeker is het eenvoudiger slechts op een knop te drukken.

Men kan ook in de kooi, den hoofdafsluiter en verdere weerstanden aanbrengen, die noodig zijn voor het inschakelen van een electrischen motor.

Bij al deze electrische inrichtingen, waarbij de kooi aan het mechanisme verbonden moet zijn door een buigzame kabel, brengt men echter een subtiel verband in het samenstel, dat totnogtoe door verschillende lifteonstructeurs niet gewenscht wordt, en waarbij zij gewoonlijk als reserve nog een mechanische stuurinrichting noodig maakten.

Wellicht verandert het gevoelen op dit punt, en vindt men in de toekomst een uitstekende constructie voor het ideaal, dat zou zijn op een knop drukken, en stoppen op de verdieping waarvoor men een wijzer gesteld heeft.

L. H. N. Dufour.

\

(Wordt vervolgd).

Uit het Verslag van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam.

Algemeen Overzicht.

Het jaar 1896 is voor den Amsterdamschen handel geen ongunstig geweest.

De scheepvaartbeweging vertoont tegenover die van vorige jaren een belangrijken vooruitgang. Het aantal der binnengekomen zeeschepen was 10 pCt., de tonneninhoud 12 pCt. grooter dan in 1895. Voor de Rijnvaart bedroeg de toeneming, zoowel in aantal en inhoud van aangekomen