M 53-

624

door de typhusbacillen te Worthing aangehaald worden. Dit geval is zeer uitvoerig door Thompson in zijne verhandeling „Epidemie of enteric fever at Worthing 1893" beschreven. — De pathogene kiem is werkelijk door Prof. Klein in het drinkwater ontdekt.

Als vierde voorbeeld zij hier genoemd de typhusepidemie in de jaren 1887 en 1888 te Havre, door Thoinot beschreven in de „Annales de 1'institut Pasteur", 3Ae deel. Dit geval bestond in de besmetting van een bron in een krijtlaag en de besmetting schijnt haar oorzaak gevonden te hebben in de faecaliën van Havre, waarmede de eigenaars hunne landen op het plateau van Goinneville bemest hadden en die op hun weg door eene dikke krijtlaag in het grondwater gekomen waren.

Ten slotte wijzen wij nog op het geval te Soest, door A. GaETNER in „Schillings Journal für Gasbeleuchtung und Wasserversorgung", jaargang 1894, beschreven. Bij een onderzoek van het drinkwater tijdens eene typhusepidemie bleek dit zeer vele kiemen te bevatten. Midden in de stad ontspringt eene krachtige bron. Ongeveer 200 M. van deze was eene 17 M. diepe bron geboord, door een moeielijk doorlaatbaren bodem van leem en kleihoudende kalk. Op deze diepte was eene waterdragende kloof aangetroffen. De stad verbruikt dagelijks 2000 M3., het overige vloeit in de beek, die door eerstgenoemde bron wordt gevormd.

A priori was aangenomen, dat het w7ater kiemvrij was, doch bij nader onderzoek bleek, dat afhankelijk van de weersgesteldheid het welwater 20—2000 bacteriën per cM3 bevatte. Dit is te begrijpen, daar het water afkomstig is van het Möhnedal, waar het gekloofde kalkgesteente dikwijls met een 25 cM. dikke humuslaag is bedekt. Het regenwater hierop neervallende, voert de opgenomen bacteriën door de kloven mede.

Wij komen dus tot de conclusie, dat de kans voor besmetting van het grondwater volstrekt niet uitgesloten is. De aangehaalde voorbeelden bewijzen dit maar al te zeer, en de mogelijkheid zal daarvoor des te grooter wezen, naarmate het filtratievermogen der bodemlagen geringer is en des te grooter de kloven en dergelijke wegen van het water zijn, welke het doorstroomt. Voor zandlagen van groote afmetingen wordt het gevaar zeer gering.

De vraag te beantwoorden, of oppervlakte- of grondwater wordt daardoor moeilijk direct te beantwoorden en vordert zeer zeker eene voorafgaande grondige bestudeering.

J. v. d. B.

Ned. Vereeniging voor Electroteehniek.

In het gebouw «Parkzicht» te Amsterdam vergaderde den 18<ïeI1 December j.1. de Nederlandsche Vereeniging voor Electroteehniek, onder voorzitterschap van prof. J. A. Snijders C.Jzn. Hij heette allen welkom en deelde mede, dat de commissie voor het ontwerpen van veiligheidsvoorschriften tot stand is gekomen. Er is getracht allerlei verschillende richtingen in de electroteehniek in die commissie te vertegenwoordigen. De quaestie van fusie met het Kon. Instituut van Ingenieurs is nog steeds hangende.

Er bestaan plannen tot gemeenschappelijke uitgave van een orgaan, met de Vereeniging voor Burgerlijke Ingenieurs.

De commissie gekozen uit deze vereeniging om in samenwerking met de Vereeniging tot Bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid, leerboeken voor den werkmansstand te vervaardigen, heeft zich permanent verklaard en zal overgaan in een Vereeniging tot veredeling van het ambacht.

Uit het jaarverslag van den secretaris bleek, dat het ledental met 18 vermeerderd is, zoodat het op 1 Oct 168 bedroeg. Ook de stand der financiën is gunstig, zooals uit het verslag van den penningmeester • bleek. In kas is n.1. een batig saldo van ruim f 1700.

Aftredende bestuursleden waren dr. H. F. B. Htjbrecht, F. J. Lugt en F. C. Dufour, volgens de statuten, terwijl dr. S. Hoogewerff, wegens drukke werkzaamheden als bestuurslid had bedankt. Gekozen werden de heeren: L. M. Barnet Lyon, J. S. Theünissen prof. dr. H. W. Bakhuis Roozeboom en C. D. Nagtgi.as Versteeg, allen te Amsterdam.

Aan het rapport der commissie van onderzoek in zake de opleiding ven electro-technische handwerkslieden, ontleenen wij, dat verschillende voorstellen door haar zijn gedaan.

1°. Er moeten 2 diploma's worden uitgegeven, een voor de voorbereidende theoretische kennis en een voor de kennis van de electroteehniek.

2°- Er moeten proeven van bekwaamheid worden genomen in het instrumentmakersvak.

3°. Het is noodig om overal waar iets gedaan wordt tot bevorde¬

ring van de bekwaamheid der werklieden steun te geven, hetzij door het geven van subsidiën of anderszins.

4°. Dat de werkgevers met de vereeniging zich in verbinding stellen tot verbetering van het leerlingstelsel.

5°. Het zou wenschelijk zijn om de ambachtsschool voort te zetten met een cursus om eerstbeginnende instrumentmakers te vormen.

Deze voorstellen zullen in een vergadering te houden in Februari a.s. worden behandeld. Wellicht kunnen dan in a.s. zomervaeantie in het Natuurkundig Laboratorium te Leiden de examens reeds worden afgenomen.

Ten slotte werden een tweetal voordrachten gehouden, en wel door dr. E. Cohen over «Physisch-chemische studiën over het normaalelement van Weston» en door den heer L. M. Barnet Lyon over «Beschouwingen over accumulatoren en de bepaling hunner capaciteit»

Vereeniging tot bevordering van Fabrieksen Handwerksnij verheid.

In de laatste algemeene vergadering der Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnij verheid in Nederland zijn enkele onderwerpen wegens gebrek aan tijd onafgedaan gebleven.

Een dezer onderwerpen heeft het hoofdbestuur gemeend niet wederom op de agenda te moeten brengen; de 4 overige worden, al of niet gewijzigd, wederom op de agenda gebracht.

1°. Is het toepassen van boeten of kortingen op het loon in fabrieken en werkplaatsen als straf voor overtreding en tekortkoming en als schadeloosstelling goed te keuren?

Zoo ja, dan doen zich de volgende vragen.voor:

1. Moet er in het arbeidscontract of in het fabrieksreglement een maximum voor boeten en kortingen worden bepaald in verhouding tot het loon'over een dag, week of maand?

2. Moeten de boeten en kortingen aan den patroon komen of moet daaraan, voor zoover er geen sprake kan zijn van schadeloosstelling voor nadeel aan den patroon toegebracht, een andere bestemming worden gegeven en welke is dan het meest aan te bevelen ?

3. Zal volgens het arbeidscontract of het fabrieksreglement hooger beroep moeten worden gegeven, a. ingeval door werkbazen of opzichters enz. boeten worden opgelegd, op den patroon, 6. ingeval de patroon zelf de boeten oplegt, op de kamer van arbeid of op scheidslieden ?

4. Is het niet wenschelijk dat bij het arbeidscontract of het fabrieksreglement aan personen uit de werklieden controle worde gegeven op de boetekas, en zoo ja, op welke wijze ?

Zullen er bij een eventueele wettelijke regeling van het arbeidscontract bepalingen van dwingend recht moeten worden gemaakt om I misbruiken van het boetenstelsel te voorkomen ? Zoo ja, welke der bovengemelde onderdeelen komen daarvoor in aanmerking?

2°. De vrij algemeen gebruikelijke dag voor loonsbetaling is de Zaterdag, meestal na afloop van het werk. Bestaan er redenen om dat tijdstip voor loonsbetaling ongeschikt of ongewenscht te verklaren ?

Zoo ja 1°. welk tijdstip is dan te verkiezen ? en

2°. Zijn de bezwaren tegen den Zaterdagavend van dien aard:

a. dat de werkgevers op verandering moeten aandringen, ook wanneer de werklieden zonder zeer goede redenen het vanouds gebruikelijk tijdstip wenschen te behouden ?

b. dat bij eventueele wettelijke regeling van het arbeidscontract, hetzij als dwingend recht, hetzij als aanvullend recht — (d. i. voor zooverre geen overeenkomst tusschen partijen bestaat) — de betaaldag geregeld behoort te worden ?

3°. Stipte en trouwe naleving van arbeids- en veiligheidswet is een belang, zoowel van de patroons, om oneerlijke concurrentie te weren, als van de werklieden, opdat de een niet te veel nadeel lijde doordat de ander met den patroon samenwerkt tot niet-naleving of ontduiking.

De inspecteur van den arbeid is in tallooze gevallen niet bij machte overtredingen te constateeren. Particulieren gaan om verschillende redenen niet licht er toe over, individueel overtredingen ter kennis van de overheid te brengen. Gaat zoodanige kennisgeving uit van vereenigingen, zij verliest dan haar soms wellicht hatelijk karakter, terwijl nadeelige gevolgen voor den oorspronkelijken aangever worden voorkomen.

Ligt het niet op den weg zoo van patroonsvereenigingen als van werkliedenvereenigingen of van met dat doel afzonderlijk gevormde commissiën om zich tot taak te stellen: medewerking tot het doen naleven van de arbeidswetgeving ?

Omtrent deze drie punten zijn reeds rapporten door eenige afdeelingen uitgebracht. Tot nadere voorbereiding der besprekingen op de algemeene vergadering heeft het hoofdbestuur daaromtrent thans het advies ingewonnen van de besturen van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, van den Roomsch-Katholieken Volksbond en van het werkliedenverbond Patrimonium.

4°. Welke zijn de gevolgen van den speculatiebouw in onze groote steden ?

a. uit hygiënisch oogpunt;

6. uit sociaal oogpunt;

c. uit oeconomisch oogpunt;

d. uit aesthetisch oogpunt.

Toelichting ad a. Voldoen eenerzijds de op speculatie gebouwde huizen vaak niet aan de eischen der hygiëne, anderzijds heeft de speculatiebouw de strekking om de huurprijzen laag te houden, waar de hooge bouwgrondprijzen die anders sterk zouden doen stijgen en