277

Rivier-berichten

Waterhoogten, in Meters -f- A.P. 8 uur voormiddag.

ir*>nlpTi -kt--™ * Wester- Maas-

1890 7 nu?' Lobith. Nljme" £rn' voort. tricht Venlo. Grave.

7guui i^ODltn. gen hem (zelfrpl) (bmgK

19 Juli 39.65 12.45 10.04 9.97 10.51 42.15 10.08 6.15

20 39.50 12.35 9.96 9.90 10.42 42.10 9.90 5.91

21 " 39.45 12.26 9.86 9.81 10.34 42.75 9.91 5.82

22 " 39 42 12 30 9.86 9.82 10.36 42.50 10.53 6.06

23 " 39 35 12.35 9.94 9.87 10.41 42.55 10.38 6.30 «4 " 39 30 12 31 9.89 9.86 10.38 42.43 10.34 6.31 25 " 39^25 12.22 9.83 9.79 10.32 42.50 10.13 6.24

" ...,y -i'. '

Keul. Lob. Nijn, Arnn. ^"ruf Venl°

p-3. -—.

NuTdei-oude schalen 35.85 13.91 6.22 6.91 — 7.37 42.20 — 4.85 Standen overeenkomende met 1.50 M.

+ peil te Keulen. 37.35 9.79 7.45 7.88 8.38 8.21 42.37 9.00 4.90 Gem. zomerst (1 Mei

tot INov.) 1871-80 38.83 11.43 8.85 9.04 - 9.42 42.87 9.94 5.82

Gem. Jaarst. 1851-80 38.70 - 8.93 8.99 - 9.46 43.12 10.80 6.63 Merk III. (Verbod

van stoomvaart). 43.65 15.70 12.62 12.71

Men zie verder „De Ingenieur" 1889, No. 3.

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN. De Haagsche spuiquaestie.

Het besluit van den gemeenteraad van 's-Gravenhage, op 4 Maart il., genomen, om gedurende den zomer niet te spuien, in afwachting van een nader onderzoek door eene speciale commissie van deskundigen over den invloed der spuiing op het badwater te Scbeveningen, heeft reeds vrij spoedig na het staken der spuiingen, geleid tot een toestand, die inderdaad onhoudbaar werd. Niet alleen te 's-Gravenhage, maar over geheel Delfland's boezem geraakte het water dermate vervuild, Act w niP+ ciippv, opn nndratreliiken stank verspreidde en de lucht

verpestte, maar ook werkelijk groot gevaar opleverde, eenerzijds, omdat hij aanhoudende droogte het boezemwater in de polders moest worden gelaten en tot drenking van het vee zou moeten dienen, wat ziekte, verontreiniging van melk en boter ten gevolge zou hebben, anderzijds omdat ook het grondwater en dus ook het putwater bedorven werd, en dit in geval van epidemiën zeer tot verspreiding zou kunnen meewerken onder een groot deel van Delfland's bevolking. En ook zij, die van goede drinkwaterleidingen konden gebruik maken, moesten op den duur de nadeelige gevolgen der slechte lucht ondervinden en hun weerstandsvermogen tegen ziekten moest onvermijdelijk achteruitgaan.

De meer dan ergerlijke toestand riep een storm te weeg, zooals slechts zelden in ons 'kalme Holland werd aanschouwd. Met groote lijdzaamheid had men zich gedurende drie zomers hoewel morrende onderworpen ; het geduld was uitgeput. Delft gaf het eerst lucht aan de algemeene verontwaardiging. In eene vergadering der Delftsche Handels-Vereeniging werd besloten een adres tot den Koning te richten, waarin met klem werd gewezen op den on dragel ij ken toestand, waarin Delfland's boezem verkeerde, en aangedrongen werd op vernietiging van het besluit van den Haagschen gemeenteraad. Aan dit adres, dat in korten tijd door 4258 meerderjarige ingezetenen van noift „rorvi n-o+oolfpvirl pn 7 Juli il. verzonden, betuigde ook de gemeen¬

teraad aldaar zijne adhesie. Adressen van instemming gingen verder uit van Voorburg, Hof van Delft, Pijnacker. Rijswijk, Loosduinen, Naaldwijk, en verschillende andere gemeenten, terwijl eindelijk in de Provinciale Staten door het lid S. Le Poole de interpellatie plaats had, waarvan in het vorige nummer melding werd gemaakt.

Maar ook te 's-Gravenhage uitte zich de beweging. Adressen met duizende handteekeningen voorzien werden gericht tot den Ko"lnS en tot den gemeenteraad. Het lid der Tweede Kamer, de heer Van Kerkwijk zond verder een adres aan den Koning ; de inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht richtte zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken, om te verzoeken dat van Regeeringswege maatregelen zouden worden genomen om den gemeenteraad van s-Gravenhage te nopen niet langer de algemeene gezondheid in gevaar te brengen.

De zaak kwam zelfs in de Eerste Kamer der Staten-Generaal ter sprake, waar de heer Fransen van de Putte de Regeering mter-

p6ll66T*(Ï6.

Wel kon de Minister van Binnenlandsche Zaken, in wiens handen ook de adressen aan den Koning waren gesteld, mets bepaalds antwoorden ; maar ook zijn ambtgenoot van Oorlog had zich intusschen bij de adressanten aangesloten, het water te Delft en te's-Gravenhage voor 'badwater ongeschikt verklaard en er op gewezen, dat de gezondsheidstoestand in de kazernen werd bedreigd.

De geheele beweging, hoe krachtig en gerechtvaardigd ook. zou «venwel vermoedelijk nog niet tot eene spoedige oplossing van het

vraagstuk hebben kunnen leiden. Zelfs bij vernietiging van het raadsbesluit van 's-Gravenhage van 4 Maart 1890, was nog geen hervatting der spuiing verkregen. Slechts de middelen door Gedep. Staten van ZuidHolland aanbevolen, -nam. spuiing door Delfland, buiten het bestuur van 's-Gravanhage om, konden effect uitoefenen, maar om daartoe te geraken, was tijd noodig. De beslissende stap, die den schuldige — 'hier de gemeenteraad van 's-Gravenhage — dwong om terug te komen van zijn besluit, werd gedaan door 79, d. i. door nagenoeg de gezamenlijke geneesheeren dier gemeente. In een adres aan den gemeenteraad dd. 4 Juli verklaarden zij het niet verantwoord te achten, indien bij het eens genomen besluit om niet te spuien werd volhard. En dit met het oog op de in het zuiden van Europa heerschende cholera en de onzekerheid of deze ons land in korteren of langeren tijd zou bereiken, en alsdan uitbreken onder een bevolking, wier weerstandsvermogen verzwakt was door het gedurende maanden lang inademen van voor de gezondheid schadelijke dampen.

In een lezenswaardige brochure : «Haagsche hygiëne» van den geneesheer H. H. Prins Wielandt werd het waarom van het schadelijke der voortdurende inademing eener verpeste atmospheer kort en duidelijk uiteengezet.

Voor den moreelen indruk van de algemeen heerschende verontwaardiging, voor de korte maar krachtige verklaring der Haagsche geneesheeren is de Haagsche gemeenteraad bezweken.

In de zitting van 'ia Jun Kwam m wuiauucuiig P"™«»<= "<"' B. en W op de verschillende adressen en missiven in zake de zomerspuiino-. Zij oordeelden, dat de verklaring der geneeskundigen een geval daarstelde als voorzien in het raadsbesluit van 4 Maart jl., nam. dat men niet zou spuien, tenzij bij epidemische ziekte of andere onvoorziene omstandigheden van even overwegend belang. Zij stelden daarom voor te besluiten, «dat zal worden gespuid, doch met anders — tenzij in overleg met de commissie van onderzoek in_ zake de zomerspuiing — dan overeenkomstig het voorstel van B. en W. dd 17 Febr. 1890» (Zie «De Ingenieur» no. 8, blz. 76). Dit voorstel werd na eenige discussie, welke in hoofdzaak ten doel had motiveering deiuitgebrachte stemmen, aangenomen met 32 tegen 2 stemmen.

Met genoegen moet daarbij worden geconstateerd, dat Dr. Wolterbeek Muller, die indertijd tegen de spuiing sprak, thans ridderlijk erkende, dat de toestand niet zoo blijven kon, dat bij droogte en warmte het eventueel gevaar voor cholera toenam en men tijdig maatregelen moest nemen.

In den avond van 16 Juli jl. werd de spunng hervat.

Wij zullen wel niet behoeven te zeggen, dat het besluit van den gemeenteraad ons van harte verheugt, vooreerst omdat daardoor aan een werkelijk schandelijken toestand een einde is gemaakt en ook omdat daardoor voorkomen is, dat weder in het volgende voorjaar dezelfde strijd zal ontbranden, die nu jaren lang gevoerd is en tot geen resultaat kon leiden, omdat juist het nemen van afdoende proeven m den zomer door de 'tegenstanders van spuien werd belet en daardoor de zaak slepende bleef. Ook nü werd het badseizoen, niettegenstaande het gure weder 2 weken vroeger dan gewoonlijk geopend, en het begin van den arbeid der commissie diensvolgens op zeer te betreuren" wijze vertraagd. De ervaring zal thans — wij zijn er van overtuigd — afdoende bewijzen, dat, mits goed geregeld en geleid zomerspuiing geenerlei nadeel voor het badwater te Schevemngen zal opleveren, en daarentegen door de geregelde en niet-onderbroken doorstrooming van Delfland's boezem, de toestand daarvan aanmerkelijk zal verbeteren.

Een zaak spijt ons, nam. deze, dat aan de in vele opzichten zoo ergerlijke en bedroevende geschiedenis een einde moest komen onder zekeren dwang, en wel vooral onder den invloed van vrees voor epidemie. Het is jammer, dat de aanwezigheid van cholera in Spanje noodió- was, om terug te doen komen op een verkeerd besluit. De Haagsche gemeenteraad heeft in deze zaak zeker geen schitterend figuur gemaakt: had hij in Maart jl. de beslissing omtrent spuien of metspuien in den zomer aan de prudentie van B. en W. overgelaten, die, daarbij voorgelicht, naar omstandigheden hadden kunnen handelen, de o-emeenteraad had niet van eenig besluit behoeven terug te komen, o„ ;,■„!•, a„ „ovo-plMkino- mPt Hpn raad van Abdera hebben bespaard.

Hoe dit zij, de discussiën der laatste weken hebben veel goeds uitgericht, en o. a. medegewerkt, om voor goed een einde te maken aan verschillende dwaalbegrippen, waaraan met hardnekkigheid in den Haagschen gemeenteraad werd vastgehouden. Herhaalde malen was betoogd, dat Delfland 's zomers geen water wilde geven, alsmede dat Delfland daartoe ook niet bij machte was. ,.',••

Deze argumenten hebben zwaar gewogen bi, de beslissing om maar niet tot zomerspuiing over te gaan. omdat daardoor slechts sterke verlaging van den waterstand in de grachten te bereiken was endaarvan natuurlijk een nadeeligen invloed op de gezondheid te s-Gravenhage het gevolg zou zijn. Aan den vooravond der beslissing m Maart il bezigde zelfs een zoo invloedrijk en onpartijdig blad als «Het Vaderland» dat argument, en herhaalde het in zijn nummer van 4 Juli jl., waar het nog verklaarde o. a. op dien grond de hewegung voor spuien niet te kunnen steunen. n .

En hoewel nu zeker van de zijde van Delfland m deze zaak geenszins altijd de gewenschte medewerking werd ondervonden is het toch zonderling dat de zoogenaamde onwil van Delfland om des zomers water te leveren als krachtig argument voor niet-spuien is gebezigd, waar van dien onwil noch officieus noch officieel iets was gebleken, en s-Gravenhage zelf door zijn besluit het leveren van een démenti onmogelijk