1919. No. 39 NIEUWSBLAD VOOR DEN BOEKHANDEL

515

dezelfde bescherming van den Börsenverein te verkrijgen, welke tot heden wordt verleend aan alle besluiten des uitgevers, welke den verkoopsprijs van een boek betreffen.

De eerste poging in die richting welke door bedoelde groep van debitanten werd gedaan, betrof direct de korting zelve; zij werd belichaamd in het voorstel, om boeken waarop geen 30°/0 korting werd gegeven, van de bescherming van den Börsenverein uit te sluiten.

Nadat deze poging was mislukt, volgde het jaar daarop het voorstel, eventueele, door Kreis und Ortsvereine in te stellen duurtetoeslagen, ten bate van den debitant, door den Börsenverein te doen sanctioneeren en beschermen, en het was na dit voorstel, dat door de jaarvergadering van den Börsenverein werd besloten, mede met het oog op de moeilijkheden, welke voor den boekhandel wegens onrechtmatig prijsopdrijven hieruit konden voortvloeien, om deze toeslagen, waarvan men de noodzakelijkheid erkende, te doen vaststellen door den Börsenverein zeiven, gehoord den Verlegerverein en de debitanten. Deze aldus vastgestelde toeslag, welke werd bepaald op 10 %, werd natuurlijk door de reglementen van den Börsenverein beschermd.

Dit besluit was onder de gegeven omstandigheden, de verbittering onder beide partijen in aanmerking genomen, wel het verstandigste dat te nemen was, ook al was niet te ontkennen, dat door deze schikking de Börsenverein zelf in rechten trad, welke feitelijk des uitgevers waren. Een andere regeling, waarbij dit recht zou zijn gebleven 'n handen van den uitgever, respectievelijk den Verlegerverein, en waarbij de door dezen genomen besluiten door den Börsenverein werden beschermd, zou door de stijgende °ntstemming weinig kans hebben gehad allen te voldoen. De Börsenverein, als neutrale centrale in dit geval, was meer geschikt om bevrediging te schenken.

Hiermede zijn de pogingen der debitanten echter niet afgeloopen, en de voorstellen der heeren Paul Nitschmann c.s. voor de a's- jaarvergadering van den Börsenverein, gaan weer onversaagd in de aangegeven Achting voort, en men steunt zich daarbij °P wat reeds verkregen is.

Doordat men aan den Börsenverein toekende de bevoegdheid om te beslissen over

een duurtetoeslag, gaf men hem tevens het recht, in verband met de heerschende maatschappelijke omstandigheden maatregelen te treffen, welker doel was de economische positie der debitanten te verbeteren, en het doel der thans door de debitanten ingediende voorstellen is, deze bevoegdheid nog uit te breiden, zóó ver, tot de toestand welken zij wenschen, en waarbij de debitanten zullen vaststellen welke winst zij aan een boek zullen behalen, verkregen is.

De thans ingediende voorstellen zijn n.1. de volgende: a het recht tot het vaststellen van den verkoopsprijs is afhankelijk van de vaststelling van behoorlijke, met de oogenblikkelijke, maatschappelijke verhoudingen in overeenstemming zijnde leveringscondities ; en b de duurtetoeslag van 10 % dient door den Börsenverein verhoogd te worden, zoodra de omzet van den debiethandel belangrijk daalt, de bedrijfsonkosten stijgen, of een verdere daling van leveringscondities der uitgevers intreedt.

Laten wij dat wat betrekking heeft op de leveringssondities buiten beschouwing, dan blijft over een element, in deze voorstellen aanwezig, dat toch groöte verbazing moet wekken. Deze voorstellen bedoelen toch immers, elke vermindering van inkomsten der debitanten, uit maatschappelijke invloeden, als vermindering van kooplust en koopkracht, en stijging der onkosten voortvloeiend, direct op den verkoopsprijs van het boek te verhalen. Elke daling van den omzet, door vermindering van het aantal nieuwe uitgaven, door afneming der koopkracht, door welke oorzaak ook, zou dus beantwoord moeten worden met eene evenredige verhooging van den toeslag, dat is: van den verkoopsprijs.

Over de rechtmatigheid' van deze voorstellen zou veel te zeggen zijn, en zal ter jaarvergadering van den Börsenverein ook ongetwijfeld gezegd worden. Men kan immers de vraag stellen, of het geoorloofd is, den uitgever, die door het heffen van toeslagen op zijne uitgaven, welke niet door hemzelf, doch door anderen, hier den Börsenverein, worden vastgesteld, reeds in zijne rechten belemmerd wordt, thans, door het verplichte heffen en voortgezet heffen van zulke toeslagen, ook nog uit te schakelen als producent, als koopman. De verkoopsprijs van een boek is immers geen greep uit de