het breede, stormachtige en toch niet grove sentiment veler moderne zangen, iets wezenlijk grosszügig's; ook is ze sterk genoeg om verre te blijven van het theatrale, het alleen-uiterlijke pathos. Aan de stem mag men meer nog zangkunst prijzen dan het materiaal. Echter is een noodlottige neiging tot laagzingen te wraken. De componist Hamilton Harty scheen ons als accompagnateur wat flauw, vrat weinig een individualiteit. Als toondichter, schrijver van ,,Irish Sketches", mochten we hem veel méér apprecieeren dan indertijd w7egens zijn orkestwerken. De gemeenschappelijke atmosfeer, het coloriet dezer liederen, stemt overeen met hetgeen men zich voorstelt aangaande het zwaarmoedige, donkere schoon van het Iersche land. Binnen deze grondstemming zijn de bizondere sentimenten duidelijk en helder afgeteekend. Zijn melodische lijn heeft een zeer goede beweging, kloek en groot getrokken. De violiste Marian Jat is technisch knap, maar haar sentiment schijnt niet ruim te zijn, de grenzen der uitersten van haar gevoel liggen niet zeer ver uiteen. 3o. Is het billijk, dat alsnog worde gewag gemaakt van Hendrik van Oort's voordracht der „Winterreise". Over de kwaliteiten van den zanger is in dit tijdschrift meermalen gesproken. Maar deze zijne prestatie, ze verdient vermelding, vooral om het eerlijke, zuivere en rijk-genuanceerde invoelen in de stemmingen en sentimenten van gedicht en compositie. Dit was zoo goed als men bij liederzingen maar zelden hoort. Zekere technische tekortkomingen werden daartegenover volmaakt onbeduidend.

.1. S. B. B.

HAARLEM. Alvorens de uitvoering der MattheüsPassie te Amsterdam plaats had, gaf de Afdeelingszangvereeniging van Toonkunst te Haarlem (met versterkt koor) een vertolking van dit werk iu de Groote of St. Bavo-kerk. De belangstelling voor deze uitvoering wras zeer groot. Het gold hier toch niet alleen het voorrecht om dit meesterstuk van gewijde kunst te hooren, maar het was ook een proef of de Groote Kerk te Haarlem zich zou leenen voor dergelijke uitvoeringen. De groote ruimte zou, indien de acoustische verhoudingen goed bleken te zijn, een voordeel kunnen zijn om m zulk een stemmende omgeving een groote schare van die kunst te doen genieten. Het initiatief door het Afdeelingsbestuur en den directeur, den heer W. Robeet, genomen, moet dus warm worden toegejuicht.

Het is echter jammer te moeten verklaren dat de acoustiek in die kerk niet medeviel. Do polyphoue koren hadden te veel galm en kwamen niet duidelijk tot den hoorder en ook de zang der solisten kwam wel duidelijk tot ons, maar de ziel

van den toon ging in die ruimte verloren. Het hypnotisch rapport tusschen de uitvoerders en den hoorder komt — het bleek nu weer — in een te groote ruimte niet tot stand, men hoort wel alles, maar een grooten indruk krijgt men niet. Dat was jammer van de voorbereiding, die blijkbaar met veel zorg door den heer Robert was geschied, was ook een nadeel voor den zang van de solisten mejuffrouw Janna Beandsma (op hot laatste oogenblik geroepen ter vorvanging van mevrouw Xoordewier—Reddingius, die ongesteld werd), van mevrouw De Haan—Manifarges, van den tenorzanger Walter (Evangelist), van den heer Thomas Denys (Christus) en Hans Cledver, eene nieuwe verschijning in ons concertleven, die een aangename basstem bezit en duidelijk uitspreekt, maar bij wien de klank in de lagere tonen nog iets gutturaals heeft en niet vrij genoeg uitstroomt. Dat was ook jammer van het koor en van het Residentie-orkest dat, wellicht door een minder gelukkige plaatsing, niet altijd de juiste verhoudingen van klank gaf met het koor en de solisten. Den grootsten indruk heb ik gekregen van de koralen, begeleid door het machtig orgel (door den heer W. Robert Jr.). Het jongenskoor (leiding de heer O. de Nobel) klonk krachtig, soms te krachtig tegenover den koorklank. Het orkest heeft zich flink van zijn taak gekweten (hulde voor de solisten van dit orkest). Waarom liet de heer Robert echter de recitatieven van den Evangelist door strijkinstrumenten (bassen) begeleiden? Daardoor verloren de fragmenten, wanneer Christus optreedt, allen glans. Bovendien maken die arpeggio-accoorden als begeleiding nooit een fraaien indruk. Men heeft te Haarlem echter beweerd dat men het daar bij het rechte einde had en dat die recitatieven wel degelijk door celli moeten worden begeleid, omdat dit geheel in den geest van Bach is. Ik ben zeer benieuwd naar eene toelichting tot die bewering, want m. i. strijdt die geheel met de opvattingen en bedoelingen van den componist en van zijn tijd. Ik vermoed echter dat het ware motief is, dat men vreesde dat een vleugel in die groote ruimte niet gehoord zou worden.

Daar hier vooral sprake was van een proef om te onderzoeken of de kerk geschikt zou zijn voor dergelijke uitvoeringen, zou ik een slechten dienst bewijzen aan de energieke Haarlemsche Afdeeling van Toonkunst, wanneer ik de bezwaren niet onomwonden vermeldde, te meer daar zulke uitvoeringen niet zonder gevaar zijn voor de gezondheid. Het was ijzig kil in de kerk, zoodat de solisten hun bont en overjassen aanhielden en de dirigent de kraag van zijn rok moest opzetten omdat er blijkbaar — wat de zeelui noemen — een stijven

159