groet aan het Kon. gezin door W. H. Warnsinck Bzv in muzijk gebragt door A. TEn Cate I. Az. — Concertant voor viool en violoncel, uitgevoerd door de heeren C. C. Fischer en I. G-. Merlen. — De slag bij Nieuwpoort, cantate van J. G. Bertelman, naar aanleiding van woorden vanH. H. Klijn. De solopartijen in dit werk te vervullen door I. Cavalini: Frederik Hendrik; P. A. F. Wolter: Maurits; I. A. A. de Haan: Mendoza. — Allegro van een concert van Hummel, op de piano-forte uit te voeren door de jongejuffr. Dijk. — Zang van twee Vaderlandsche meisjes, duo van J. W. Wilms, naar aanleiding van woorden van Mr. I. Kinker, waarin de solopartijen te zingen door mej. C. I. Karels en I. A. Dijkers. — Concertant voor fluit en basson (fagot) van I. Eauscher, uitgevoerd door de heeren I. A. Dahmen en I. W. T. Stumpff (vader van wijlen den heer Willem Stumpff). — Oud-Nederland in Oogstmaand 1831, toonkundig tafereel, naar aanleiding van woorden door Mr. I. Kinker. Bij dit laatste werk, bestemd om door van Bree op muziek te worden gezet, is in het programma-boek het volgende aangeteekend: „De heer van Bree zijn stuk niet gereed hebbende en dat aan Z. M. bericht zijnde, werd door Z. M. goedgevonden dat den heer Mr. Kinker verzocht zou worden het stuk zonder muzijk te declameeren — hetgeen geschied is. Het eerste koor was echter gereed, maar de heer Vrugt weigerde de tenorpartij op zich te nemen." De beroemde Vrugt bleek dus gemeene zaak te maken met de werkstakende musici. De grieven moesten dus wel ernstig zijn, dat in':"de dagen van geestdrift, na den tiendaagschen veldtocht, de heeren en dames hun verzet bleven handhaven, zelfs waar het een galaconcert betrof ter eere der Koninklijke familie! Wat stak daar toch wel achter! Na eenig snuffelen in de oude documenten, vonden wij een breedvoerig schrijven van de directie van het muziekdepartement aan H.H. commissarissen van het genootschap, uit welk stuk het volgende blijkt. Allereerst, dat de concertuitvoeringen de medewerking vorderen van 70 leden van het orkest en bij het opvoeren van ensemblestukken (koor en orkest) daarenboven nog ongeveer 50 koristen, gezamenlijk 120 personen. Deze 120 personen zijn gedeeltelijk geëngageerde meesters, gedeeltelijk liefhebbers, met uitzondering van een klein betaald koor. „Deeze vereeniging van meesters en liefhebbers bevat bijna alles wat voortreffelijk onder de beoefenaars der Toonkunde hier ter stede gevonden wordt en indien in de laatste jaaren het orkest der maatij. eenigen roem heeft verworven, zoo is zulks toe te schrijven aan de welwillende zaamenwerking van deze verdienstelijke mannen." Met nadruk wordt er verder op gewezen, dat de concerten aan de maatij. den meesten luister bijzetten en dat de medewerkenden voor de maatij. meer waard zijn dan de honoraire, de buitengewone en de titulaire leden. Zelfs wordt een vergelijking gemaakt tusschen de voordrachten door het departement voor Letterkunde gehouden en de muziekuitvoeringen, welke vergelijking voor de litteraire afdeeling niet gunstig is, aangezien de werkende leden niet schromen aldaar opgewarmden kost op te disschen — oude lezingen of die reeds elders zijn gehouden. Wat de grieven zijn der in verzet zijnde leden? Zij mogen op de repetities niet vrij door het gebouw circuleeren, zich niet komen vertreden in de lokalen waar sociëteit gehouden wordt door de honoraire — de eigenlijke contribueerende leden — die met de musici niet in aanraking wenschen te komen, tenminste niet met die, welke geen leden zijn en vermoedelijk niet allen van den „deftigen stand" waren. Ook is een grief, dat de vrouwen der medewerkenden (waarmede ook weer bedoeld zullen zijn: de niet-leden en vak-musici!) geen toegang hebben tot de concerten, tenzij ze zich willen tevredenstellen met een plaats in

329