95

moeielijkheden aanleiding gegeven, omdat er bij liet bestuur klachten waren ingekomen, dat de met een dienstreis in de Minahassa belaste pastoor zich niet hield aan de gestelde voorwaarde. Nadat dientengevolge (in 't laatst van Juni 1882) staking van de reis was bevolen, is (in Februari) de hervatting daarvan slechts toegestaan onder uitdrukkelijk beding dat de betrokken geestelijke zich stipt zal gedragen aan de bepalingen van gemeld besluit. Verder is ter voorkoming van nieuwe moeielijkheden, bij besluit van 14 Juni 1883 n°. 12, door den Gouverneur-Generaal voorgeschreven dat iedere inlandsche christen in de residentie Menado, Amboina en Ternate, die zijn "kerkgenootschap wil verlaten om in een ander te treden, daarvan in tegenwoordigheid van twee getuigen kennis moet geven aan den geestelijke van het kerkgenootschap dat hij wil verlaten, met verklaring dat hij dit doet geheel uit eigen beweging en zonder aanzoek van eenig kerkgenootschap. Van die verklaring wordt hun een schriftelijk bewijs uitgereikt, zonder hetwelk hij niet in een ander kerkgenootschap mag worden opgenomen."

Zooals wel te voorzien was heeft dit besluit, dat zeer zekerde toets van een gezet staatsrechterlijk onderzoek niet zou kunnen velen, reeds de aandacht van de 2de Kamer getroffen en werd o. a. door den heer Schaepman, bij de behandeling der Indische begrooting voor 1884, sprekende van die zonderlinge geneigdheid der Nederlandsch Indische regeering om zich met het geloof te bemoeien, het volgende opgemerkt: „Ik vind daarvan het bewijs in het reeds gewraakte besluit van den 14den Juni 1883; daarin worden sommige formaliteiten voorgeschreven voor de inlanders, die van het eene christelijke kerkgenootschap tot het andere willen overgaan. De regeering zegt dat dit besluit volstrekt niet bemoeijelijkt, Waar dat het eenvoudig strekt om moeijelijkheden en twisten te voorkomen."

„Ik geloof, Mijnheer de Voorzitter, dat de Minister zich op dit stuk eenigszins vergist. Ik meen dat dit besluit eigen-