377

Artikel Drie en twintig, lste Alinea, noodeloos, want gaat geheel en al op in art. 21 en 22.

2de Alinea: [NB. De bijzondere zorg van de Regeering voor de Inlanders hier meer speciaal onderdanen van eenen Inlandschen vorst, wien door de Regeering zijn zelfbestuur verzekerd is, dus waarmede de Begeering eigenlijk zich niet bemoeien mag, gaat hier wel wat al te ver!

Bechtens mag de Begeering van Nederlandsch Indie zich niet mengen in regelingen, die den landhuurder in overeenstemming met de bevolking en hare hoofden, die Vorstenonderdanen zijn, treft en die beheerscht worden door hare eigene wetten; daarvoor hebben ze hare eigene hoofden, waarbij zij zich beklagen kunnen, indien door den landhuurder inbreuk op hare rechten gemaakt wordt. Dat weten ze trouwens genoeg, en de in stilte 1 ij den de Javaan laat zich in de Vorstenlanden, op de huurlanden, geen half uur langer werk opleggen, als waartoe hij volgens de ha dat verplicht is. Geheel anders is het met den inlander gesteld, die woont op apanages die niet verhuurd zijn, doch door den apanagehouder zelve geƫxploiteerd worden. Die lui behoeven hard bescherming; men vergelijke eens, hoe het hoofd van het Mangko-Negarasche huis in Soerakarta, z ij n e suikerrietkuituur etc. drijft, met eene suikeronderneming op gronden door een Europeaan gehuurd, en doe ditzelfde met de koffiekultuur en men zal tot treurige resultaten komen, 't Is werkelijk of de Begeering van Nederlandsch Indie in iederen Europeeschen landbouwer den onderdrukker ziet, en dat er alleen wetten moeten gemaakt worden, om den Inlander tegen den Europeaan te beschermen! Het tegenovergestelde moest in zoovele gevallen wet zijn !!]

Alinea 3 tot en met 5 enz.

Artikel 24 tot en met 27. Geen aanmerkingen.