386
wetenschappelijke Duitsche kringen en in de pers wordt er steeds meer en meer geijverd tegen eene overschatting van de Congolanden. Heeft Hugo Zöller met zijne berichten dienaangaande groot opzien verwekt, nog veel meer opzien wekt thans de brochure van Dr. Pechuel-Lösche, die rechtstreeks op Stanley aanvalt en diens onlangs verschenen werk voorstelt als eene reeks van phantasiën.
Dr. Lösche, een bekende Afrik a-reiziger, was in 1882 door het Brusselsche Congo-comité uitgezonden om in West-Afrika als plaatsvervanger van Stanley op te treden. Diep gekrenkt over hetgeen Stanley van hem in het genoemde werk heeft gezegd, antwoordt hij nu in zijne beschuldigende brochure Herr Stanley und das Congo-U n ter n eh m en. Lösche heeft in zijn geschrift eenige documenten ingelascht, die voor Stanley alles behalve gunstig luiden. Ook is zijn aanval zoo kras, dat Stanley wel tegen wil en dank er op zal moeten antwoorden. Evenzoo zal het Brusselsche Comité er niet op kunnen zwijgen; want Lösche heeft dit lichaam niet minder scherp de les gelezen. Daar er ook groote Nederlandsche belangen, aan de Congo door de Botterdamsche Nieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap vertegenwoordigd, bij de zaak betrokken zijn, zal een kort overzicht van het geschrift uwen lezers wel niet ondienstig zijn.
Lösche betuigt, reeds van den beginne af Stanley's voorstellingen omtrent het „nieuwe Kanaan aan de Congo" te hebben gewantrouwd en — op grond van eigen kennis der toestanden — ze ook steeds te hebben tegengesproken. Tengevolge daarvan had hij herhaaldelijk van koning Leopold aanzoek ontvangen om in dienst der Belgische Associatie eene expeditie tot grondig onderzoek naar de Congo te ondernemen, — en na lang aarzelen had hij die opdracht aanvaard. Dit was geen bijzonder gemakkelijke taak; want onder al de leden van het Brusselsche Comité was er geen, die zich eenig denkbeeld kon maken van de werkelijke toestanden in WestAfrika; al die heeren waren min of meer bevangen door