388

Associatie en maken het haar op den duur lastig. In strijd met zijne hoogdravende phrasen over menschelijkheid liet Stanley zijne zwarte slaven in ketens kluisteren, zieken en gezonden aan elkaar gekoppeld ten arbeid zweepen. De beste levensmiddelen uit Europa wist hij voor zich zelf in te palmen, terwijl hij zijne blanke ambtenaren op de stations gebrek liet lijden en geen maatregelen in het belang hunner gezondheid nam. Vandaar dat zoovele blanke beambten zoo spoedig mogelijk de Associatie den rug toekeerden. Van wetenschappelijke of landhuishoudkundige dingen weet hij niets: anders toch had hij nooit zoo hoog kunnen roemen op de vruchtbaarheid van een land, dat slechts aan de hellingen langs de rivier smalle wouden, maar daarbij slechte welgronden en daarachter gemiddeld een dorren bodem heeft. Over 't algemeen zijn de aldaar woonachtige kooplieden, beter dan Stanley met de toestanden en de gesteldheid des lands bekend, wijsselijk bij den kustzoom gebleven. De ongehoorde sommen, die de Brusselsche Associatie tot nog toe heeft besteed, hebben niets opgeleverd, waaruit men eene geëvenredigde rente zou kunnen verwachten.

Na dit alles te hebben aangevoerd, zegt Lösche ten slotte, dat hij tot nu toe had gezwegen ingevolge zijn contract met het Brusselsche Comité, waarbij het hem evenals aan andere contractanten verboden was, iets ongunstigs omtrent het Congogebied openbaar te maken. In een zijner vroegere berichten omtrent gevechten aan de Congo eischte het Comité zelfs schrapping van een volzin, alleen omdat daarin iets ten gunste van de Brazza voorkwam. Zijdelings beschuldigt Lösche zelfs het Comité, dat het zijne kaarten van de Congo heeft verminkt en klaagt hij, dat er te Vivi eenige brieven van hem zijn verdonkeremaand, waarin hij den werkelijken toestand van het Congogebied had beschreven en die hij naar Brussel had willen opzenden. Wat daarvan zij, hij had zich tot nog toe stil gehouden; doch thans, na Stanley's ongegronde aantijgingen, na het verwijt dat hij heeft verwaarloosd wat Stan-