389

ley had tot stand gebracht, achtte hij zich niet langer gebonden om te zwijgen en heeft hij „gedeeltelijk" gesproken. Voor de juistheid zijner vertogen beroept hij zich op mannen als Combe, Chavanne, Tisdel, enz. alsook op verschillende documenten. Het is licht te begrijpen, dat zijn geschrift een geducht opzien heeft verwekt. Was. in den laatsten tijd de geestdrift voor Stanley, voor de Congo en voor de Belgische Associatie reeds aanmerkelijk verflauwd, thans eischen ook diegenen, welke tot nogtoe Stanley en zijne onderneming verdedigden, dat de zaak zal worden onderzocht, en ook zij wantrouwen nu den „grooten Amerikaan" en zijn werk.

Ten slotte nog iets over de plannen der Duitsche OostAfrikaansche maatschappij. Deze maatschappij wil thans krachtige pogingen aanwenden om hare denkbeelden omtrent kolonisatie door middel van openbare vergaderingen meer onder het volk te brengen. In de Bijnprovincie en Westfalen is onlangs deze beweging geopend. Onlangs is ook te Berlijn met dat doel eene groote volksvergadering gehouden, die bijgewoond werd door vele voorname personen uit de ambtenaarsen financieele kringen. De beide voornaamste sprekers waren dr. Karl Peters, voorzitter der maatschappij, en de ook in Nederland bekende zendingsdirector Pabri. Het doel en de werkzaamheden der maatschappij zijn hiervoren beschreven. In de vergadering werden die mededeelingen bevestigd en een toekomst-programma der maatschappij ontwikkeld. Het gewichtigste punt in dit programma luidt: den handel met de groote en goed bevolkte landstreken in het gebied der Oost-Afrikaansche meeren te monopoliseeren. Voorloopig zullen de karavanenwegen verbeterd, later ■— dat wil zeggen: na eenige tientalen jaren — zal er een spoorweg van de kust naar de Victoria-, Albert- en andere meeren tot aan de oostelijke grens van den Congostaat worden aangelegd. De kosten worden begroot op 120 millioen mark. Tevens werd er medegedeeld, dat er ten zuiden van Zanzibar eene haven is verkregen, zoo groot dat 60 a 80 oorlogschepen er in kunnen liggen. Voor