310

zijn belangen verdedigen moet en daarvoor geen uitgaven schuwt. Het bestuur wordt hierdoor het werk uit de hand genomen. Deze richting is lang, eigenlijk altijd gevolgd geworden, totdat voor weinige jaren geleden, door de aanstelling van eenige lands-geëmployeerden (Europeesche en inlandsche), tot tegengang van den sluikhandel, en zeer onlangs van een hoofdambtenaar om den strijd tegen den sluikhandel te leiden, een beter toestand in het leven is geroepen. Hoe meer een afzonderlijk personeel, dat speciaal voor dezen tak van dienst aangewezen en niet tot andere betrekkingen geroepen wordt, doch bij dit corps de gelegenheid heeft bevordering te maken, — hoe meer een dusdanig personeel uitgebreid en in een systematische wijze van werken onderricht wordt, des te beter zal èn de fiscus èn de bevolking er bij varen. De fiscus, dewijl de winsten van de smokkelaars hem zullen ten deel vallen; de bevolking, omdat haar de gelegenheid ontnomen wordt wegens opiumdelicten in aanraking met de politie te komen.

Naarmate de smokkelhandel toeneemt vermeerdert ook het aantal personen, dat er zijn werk van maakt clandestiene opium op te sporen, aan te brengen en aan te halen. Het is dit spionnen-, dit aanbrengstelsel, dat — hoe noodwendig het ook bij 't voortwoekeren van den morshandel wezen moge — een ware ramp is voor de bevolking, die weerloos aan hare vijanden is overgeleverd. De sluikhandel dreigt meer en meer een corruptie te worden, welke de geheele maatschappij aantast. De pachters — wien het gouvernement het uitsluitend debiet van opium waarborgde, maar niette min belangrijke verliezen lijden, nu zij van alle zijden onderkropen worden door personen, die méér of minstens evenveel gesmokkelde opium verkoopen als zij wettige en gesmokkelde te samen, — moeten zich staande weten te houden, want zij hebben een maandelijksche pachtschat te betalen, die de smokkelaar ontloopt. Zij moeten dus naar middelen zoeken om den smokkelaars het hoofd te bieden, — middelen van