230

poosje te gast wilde houden, en eerst toen de kapitein op zijn gemoed begon te werken, door de meededeeling, dat hij een onaangename tijding uit Holland ontvangen had, welke hem geheel van streek had gebracht, en waarover hij gaarne eens den raad van een ander zou inwinnen, liet Mense zich tot de belofte vermurwen, om ten minste nog zoolang te blijven, tot hij het relaas zou hebben aangehoord.

„ Maar gun mij nu dan ook in mijn hokje te gaan," voegde de invalide, na het zoover gebracht te hebben, daarbij. „Want *k ben een beetje hardhoorig, zooals gij waarschijnlijk weet. En komt gij er dan vóór zitten, dan kan ik u veel gemakkelijker verstaan. Zoo plegen wij ten minste altijd te doen, als de overste hier komt, ten wiens gerieve ik het eigenlijk heb laten maken. Het is, wel is waar, een tijdje in onbruik geweest, omdat er een kleine moeielijkheid tusschen ons was ontstaan, maar gisteren hebben wij het toch weer ingewijd."

Mense had tegen het voorstel geen bezwaar, mits de heer Kraak slechts wat spoed wilde maken, weshalve deze, zoodra zij zich hadden neergezet, zijn wijdloopig verhaal begon, dat in het kort hierop nederkwam.

Hij had in Holland nog een jongeren broeder, die echter een zeer losbandig leven leidde en hem veel last en kommer veroorzaakt had. Nu had hij, na een geruimen tijd zonder berichten te zijn gebleven, opeens weder een brief van dien broeder ontvangen, waarin deze de geheel onverwachte mededeeling deed, dat hij zich in den echt begeven en dan tevens zijn gedrag verbeteren wilde. Intusschen stond aan de voldoening van dat loffelijk plan een klein bezwaar in den weg, 't welk meer in het bijzonder samenhing met de omstandigheid, dat de vrouw zijner keuze al gehuwd was. Wel leefde zij van haar man gescheiden, en zou deze toestand, na verloop van tijd, ook door de wet bekrachtigd worden, maar zoolang dit nog niet was geschied, weigerde zij toch volstandig met haar minnaar samen te wonen, tenzij deze het land verlaten en zich in Amerika vestigen wilde. Het was, schreef hij, geen