90

nog loopende was ƒ 2.045.069, tegen ƒ 2.333.051 op ultimo Maart 1886. Met betrekking tot de geldverstrekkingen tegen zakelijke zekerheid, zegt het verslag:

„Effecten. In de steeds door ons gevolgde gedragslijn om zeer omzichtig te zijn bij het in beleening aannemen van hier verhandeld wordende waardepapieren, wier aantal trouwens niet groot is, wanneer de per se van onze beleeningen uitgesloten niet-volgefourneerde aandeelen in assurantie en andere maatschappijen buiten rekening worden gelaten, bleven wij onveranderd volharden, en nu moge in verband hiermede het cijfer van onze effecten-beleeningen van weinig of geen beteekenis zijn geworden, daarentegen hebben wij uit dezen hoofde geen enkel verlies te betreuren gehad, sedert de heerschende crisis en het daarmede samenhangende wantrouwen van den kant van het publiek in bijna alle effecten zonder onderscheid de waarde van de meesten zoo aanmerkelijk heeft doen terugloopen beneden de noteeringen, die nog slechts weinige jaren geleden als tamelijk normaal golden.

„Invoergoederen. De omzettingen op dit gebied zijn ook zeer belangrijk ingekrompen, waartoe in de eerste plaats heeft bijgedragen de omstandigheid, dat een paar huizen, die in dit opzicht vrij geregeld gebruik maakten van onze crediethulp, in den loop van het jaar zijn ten val gekomen. Niet onbelangrijk waren de toen met hen nog loopende beleeningen ; doch het lijdt op het oogenblik geen twijfel meer, dat onze vorderingen ten volle zullen gedekt worden uit de opbrengst van de aan ons verpande goederen, en dat ons uit dezen hoofde geen verlies hoegenaamd te duchten staat.

„Uitvoerproducten. Het is voornamelijk op dit gebied, dat de inkrimping van onze operatien verhoudingen heeft aangenomen, die in hooge mate teleurstellend mogen heeten, want indien wij de productenbeleeningen met het gouvernement tot een bedrag van ƒ 2.400.000 aftrekken van het boven opgegeven cijfer van ƒ5.763.330, houden wij voor onze productenbeleeningen met anderen slechts een bedrag van ƒ 3.363.330