207

verslijten weder eerder en breken binnen korten tijd. Door zijn werking op de zenuwen, zegt Liebig, is de sterke drank eigenlijk een wissel, getrokken op de gezondheid van den werkman, die men telkens uit moet stellen, bij gebrek aan middelen om hem te betalen. Hij verteert dus zijn kapitaal in plaats van de renten, vandaar het overmijdelijk bankroet van zijn lichaam.

Indien de alcohol niet voedt, is hij uit een economisch oogpunt van geenerlei nut. Het brood, het vleesch gaan in bloed over, in spieren, in hersenzelfstandigheid, zij geven den mensch verstand, maken hem sterk. Doch niet aldus de alcohol. Deze neemt den schijn aan van te voeden, hij misleidt, hij verzwakt. Aangezien de alcohol geen voedende zelfstandigheid is, kan hij slechts schadelijk zijn. Indien men het organisme overlaadt met dingen, die het niet kunnen voeden, en die het tot een overmaat van werkzaamheid noodzaken, dan is het duidelijk, dat het resultaat slechts een vroegtijdige ouderdom, een vroege dood kan zijn.

Het zou eene groote weldaad zijn indien de feiten, in de brochure van dr. Delaunois opeengestapelt, van algemeene bekendheid waren, zelfs slechts onder de hoogere standen der maatschappij. Het alcoholisme is in de verlichte wereld reeds als een zóó bedenkelijke ramp beschouwd, dat de wetgever in Nederland maatregelen heeft genomen om het kwaad eenigszins tegen te gaan. Maar, wat baten de beste bedoelingen van den wetgever, indien het publiek niet medewerkt om een ingekankerd volksmisbruik tegen te gaan. Van Nederland is het gebruik van bitteren overgebracht in Indie, niet alleen door soldaten en lieden, die den zoom vormen der Europesche samenleving, maar ook door personen wier verstandelijke ontwikkeling hen moest verheven doen achten boven eene nationale hebbelijkheid, die zoo licht tot eene noodlottige ondeugd overslaat. Gebruik leidt zoo licht tot misbruik van sterken drank en, na kennisneming van het betoog van dr. Delaunois, zal men moeilijk in den waan blijven, dat voort-