De Indische begrooting voor 1888.

in.

Antwoord Tan den Minister Tan koloniƫn.

De stelling in het voorloopig verslag opgenomen, dat groote omzichtigheid ten aanzien van de Indische geldmiddelen bij voortduring dringend noodig is te achten, wordt door den ondergeteekende als volkomen juist beschouwd. En evenzeer vereenigt hij zich met de opmerking, dat het een eerste eisch is voor een deugdelijk financieel beheer om in de goede jaren op de slechte jaren te rekenen. Indien eenig dienstjaar een overschot oplevert, zou het roekeloos zijn daaraan eene bestemming te geven zonder in 't oog te houden hoeveel kans er is dat een volgend jaar een tekort kan opleveren. Maar niet alleen op volgende jaren is te letten, ook met het resultaat van vorige diensten is rekening te houden. Meermalen is toch met volkomen recht de opmerking gemaakt dat er van een batig slot, in den zin waarin die uitdrukking veelal is gebezigd, geen sprake kan zijn zoolang het niet te bovengaat het tekort op vorige diensten, onverschillig of dat tekort al dan niet is geregulariseerd.

Zoo kan er van een batig slot thans geen sprake zijn niet-