221

Lavigerie in zijn brief de quaestie geheel verplaatst. In zijne redevoering had hij verklaard : 1°. dat alle slavenhandelaars in Centraal-Afrika Mohamedanen zijn, en 2°. dat voor de gruwelen, door hen bedreven, de godsdienst aansprakelijk is, welken zij belijden, omdat het Mohamedanisme „de zwarten met de dieren gelijk stelt."

Wat het eerste punt betreft, op zich zelf van weinig belang, heb ik mij eenigen twijfel veroorloofd, zegt de Turksche gezant, en kardinaal Lavigerie kan zich gemakkelijk van de gegrondheid van dien twijfel overtuigen, als hij La traite africaine, van A. J. Wauters, op blz. 73, opslaat.

Het tweede punt is van meer belang: Wat is de Islamitische leer over de slavernij? Zonder schriftgeleerde te zijn en, als christen, onbevoegd om van den Koran en de Hadis eene officieele uitlegging te geven, meent hij dat toch aan zijne aanhalingen allicht gelijke waarde gehecht mag worden als aan de verklaringen van kardinaal Lavigerie, die door geen enkelen tekst zijn gestaafd. Dat Mahomed de slavernij niet uitgevonden heeft, welke zoo oud is als de wereld bestaat, behoeft niet te worden aangetoond; maar wel kan worden aangetoond dat hij, die de slavernij aanwezig gevonden heeft en die zeker niet zou hebben kunnen afschaffen, in zijne leer voorschriften heeft opgenomen om er den druk van te verzachten.

Hoe, trouwens, staat het in dezen met het Christendom? Een verbod is er in het Evangelie niet te vinden, en uit de kerkvaders toont de Turksche diplomaat door een aantal aanhalingen aan, dat de slavernij volgens de christelijke leer niet slechts geoorloofd is, maar zelfs een natuurlijk, een goddelijk recht tegenover overwonnenen geacht wordt. Daarentegen toont Karatheodory Effendi door niet minder aanhalingen uit de Mohamedaansche gewijde boeken aan, dat verzachting van den druk der slavernij en vrijverklaring van slaven volgens Islamitische leer zelfs redding schenkt van het „ eeuwig vuur."

Monseigneur Lavigerie predikt zeer welsprekend in Europa