435

is in Indie nog in behandeling. Inmiddels behoeft er geene vrees voor te bestaan, dat het korps veeartsen niet op behoorlijke sterkte zal worden gehouden. Zooals toch in het Koloniaal Verslag (bladz. 105) wordt medegedeeld, is in het begin van 1888 het Europeesch personeel met twee voor gouvernements-rekening opgeleide kweekelingen vermeerderd, terwijl in het vorige jaar het getal inlandsche veeartsen van 16 tot 18 steeg, en nog de benoeming van een veearts in October jl. verwacht werd.

Omtrent de uitkomsten van de door den Gouverneur-Generaal voorgeschreven proef met een landrente-onderzoek volgens de methode van den heer P. H. van der Kemp is hier te lande nog niets bekend. Evenmin heeft de ondergeteekende1 totnogtoe mededeeling ontvangen van de beslissing der Indische Eegeering op het voorstel van den hoofdinspecteur Kuneman, om onder zijne leiding in de Preanger regentschappen gegevens voor eene andere landrente-regeling te doen verzamelen.

Uit het feit dat de Indische Eegeering, alvorens het door Dr. Sollewijn Gelpke ingediende ontwerp eener nieuwe landrente-regeling in nadere behandeling te nemen, nog eens met een onderzoek volgens eene andere methode eene proef laat nemen, volgt, naar het oordeel van den ondergeteekende nog niet, dat aan de denkbeelden van den heer Sollewijn Gelpke omtrent het wegnemen van te groote ongelijkheden in den landrente-aanslag weinig waarde zou mogen gehecht worden. Wat het wegnemen van de hierbedoelde groote ongelijkheden betreft, meent de ondergeteekende in herinnering te mogen brengen dat, blijkens bladz. 73 van het Koloniaal Verslag van 1885, de Gouverneur-Generaal in Juli van dat jaar den heer Sollewijn Gelpke heeft aangeschreven om zijne werkzaamheden voor de perequatie der landrente-aanslagen te staken, terwijl op bladz. 61 van het Koloniaal Verslag van 1886 werd medegedeeld, dat, waar verdere verbetering van den aanslag noodig mocht blijken, de residenten vrij waren