14

dat zijn mandoers daarin geen betrouwbare personen zijn, en toch raadpleegt hij hen ieder oogenblik omdat hij niet wel overtuigd is of zijn werkwijze doeltreffend is, de dagtaak overeenkomstig de werkkrachten zijn, en hij blijft twijfelen, vandaag, omdat de boedjangs vroeg gedaan hebben, meenende hij daardoor bestolen wordt, morgen, omdat ze door lui en langzaam te werken in het late namiddaguur nog aan hun taak bezig zijn, nu zich zelf verwijtende zijn arbeiders overmachtig belast te hebben. Onder het masker van kalmte, wordt hij verteerd door onrust en twijfel omtrent alles wat hij doet. Hij moet in de tuinen blijven en smaalt op den landheer die niet evenals hij alle uren van den dag regen en zonnehitte op het land trotseert, doch met al die bedrijvigheid ontgaat hem alles, he looks but does not see! tot hij de droevige ervaring opdoet, dat hoe meer hij zich met den innerlijken dienst bemoeit hoe beroerder het werk gaat. Daarmede is hij evenwel nog kng niet overtuigd, dat zijn geheele wijze van werken verkeerd is, dat het voetstuk waarop hij zich zelf geplaatst heeft, niet altijd met recht veel hooger is dan dat, waarop hij meent de landheeren van professie zich geheschen hebben; dat hij de werkkrachten demoraliseert, de loonen bederft zoowel voor hem als voor zijn buren, tot hij bemerkt dat zijn onderneming niet alleen niet vooruit gaat, zelfs alle kans heeft geheel te gronde te gaan. Door schade en schande is hij dan wijs geworden ten minste als zooals de Genestet zegt:

„met dien verstande

„dat hij de schade stelt op prijs en God dankt voor de schande!"

De aanmoediging tot het liefhebberen op landbouw-gebied is veel en velerlei en wordt zelfs door oude landheeren onwillens gedaan. Er kan van geen nieuwe cultuur gerept worden of zelfs zij die, moge het ook langs empirischen weg en door een kostbare ondervinding op de hoogte gekomen zijn van de eischen voor het goed drijven van de cultuur waarmede zij zich steeds bezig gehouden hebben, moeten de