Rapport van den Raad van Indië W. P. Groeneveldt over de opium-kwestie.

Men weet dat als bijlage van de memorie van beantwoording van de Indische begrooting voor 1892 is overgelegd het rapport dat door den heer W. P. Groeneveldt, Lid van den Raad van Nederlandsch-Indië, is uitgebracht over het opium-monopolie in Pransch Indo-China in verband met de vraag in hoever beheer in régie van dat middel voor Nederlandsch-Indië wenschelijk is, een en ander als resultaat der zending opgedragen aan dezen hoogen regeeringspersoon in de Pransche Oost-Aziesche bezittingen. De rapporteur heeft, zonder zijn hoofddoel uit het oog te verliezen, zijne taak nog al breed opgevat: hij geeft vooraf een niet onbelangrijk overzicht, voornamelijk geput uit officiëele stukken, van land, volk en bestuur zoowel van Indo-China in het algemeen, als van de onderdeelen, Cochinchina, Cambodja, Anam en Tonkin in het bijzonder. Daarna behandelt hij mede geschiedkundig het opium-monopolie in Indo-China, de werking daarvan en de verkregen uitkomsten. De twee laatste hoofdstukken zijn gewijd aan „Vergelijkingen tusschen de regelingen in Indo-China en in Nederlandsch-Indië", en aan de „Conclusiën" van den geachten rapporteur.