No. 20 — 1929

Bouw- en Waterbouwkunde 7.

B. 157

Dwarsdoorsnede gaan met afzonderlijke jacobsover één der ladders A en B (zie fig. 49) omhoog keermuurtjes. en komen door stortkokers in de automatische weegmachines C,

waarvan de inhoud met gewichten regelbaar was. Een bed was samengesteld uit 175 kg cement + 35 kg tras + 280 1 zand + 420 1 grint. Door een trechter konden beide materialen door het omleggen van een wisselklep naar behoefte in één van beide voormengmolens D worden gestort. Zand en grint werden door middel van een grijperkraan in de silo's G ge¬

draaid, waaronder de afmeetwagens H waren aangebracht; deze wagens werden door een excentriek heen en weer bewogen, bij iederen slag een bepaald kwantum zand of grint op den transportriem J stortende, terwijl het bewegingsmechanisme na 25 slagen automatisch uitgeschakeld werd. Langs dezen transportriem kwamen zand en grint in den stortkoker E terecht, waarin gelijktijdig het cement-trasmengsel werd gestort; deze stortkoker was draaibaar en werd beurtelings boven één der liftbakken F bewogen. De liftbakken F voerden de droge grondstoffen omhoog naar de open betonmolens K van 750 1 inhoud, welke waren van het fabrikaat Gauhe & Gockel Cie. met stilstaanden trommel en draaiende schoepenassen. Een automatische sperinrichting, werkende op het toerental, zorgde ervoor, dat de uitlaatklep niet kon worden geopend, voordat de materialen 1 minuut gemengd waren. Vanuit de watertank M, welke door een automatische pomp, werkende op een vlotter, op peil gehouden werd, werden de waterautomaten L gevuld. Met de talrijke automatische controlelampen o. a. ook voor het leegraken der zand- en grintbunkers, verkreeg de Olifant een zeer fraaie, doch uiteraard ook nog al samengestelde, installatie, zoodat het niet te verwonderen is, dat daarmede eenige kinderziekten moesten worden doorgemaakt. Tamelijk ingrijpende wijzigingen bleken noodig: de cement-trasvoorziening werd vóór op het schip gebracht, welke toestand in fig. 49 is afgebeeld, de trasstroom door een schroef en klopapparaat

voor verstopping gevrijwaard, etc, doch daarna heeft de drijvende betoninstallatie zeer goed haar plicht gedaan, zoodat 60 bedden per uur konden worden geleverd.

Landhoofden.

Figuur 50 geeft een overzicht van de constructie der landhoofden. Een tamelijk zware frontmuur, welke rust op verticale Amerikaansch grenen palen en schoorpalen van deze zelfde houtsoort, dient als oplegging voor de betontoeleidingsbruggen. Achter den frontmuur is een op dennen palen gefundeerde kelder gebouwd, waarvan de afdekking gevormd wordt door den staart der toeleidingsbrug. Deze grondkeerende kelder staat door buizen in open gemeenschap met de rivier, zoodat zij niet aan waterdruk kan blootstaan. Verdere détails blijken voldoende, uit de figuur.

Keermuurt j es.

De keermuurtjes der opritten zijn op staal gefundeerd, en van het in fig. 51 weergegeven type.

Bestrating.

De toeleidingsbruggen verkregen, na met een gietasphaltlaag te zijn afgedekt, een bestrating van aangegoten granietkeien in zand, terwijl boven de pijlers, waar weinig constructie-hoogte beschikbaar is, aan één zijde een proef wordt genomen met behakte keien (zgn. Hamburger brugkeien 13 X 20 x 12 cm) op beton gezet en aan den anderen kant met hardhouten blokjes.

Aan den onderbouw werden o.m. verwerkt 13000 m3 beton, met 984 t wapeningsijzer, 590 m3 natuursteen en 575 m3 baksteenmetselwerk. De kosten der pijlerfundeeringen met inbegrip der betonpalen en werkvloeren, bedroegen rond ƒ 600.000.—, waarvan ƒ 100.000.— voor rekening der bemaling komt. De verdere onderbouwwerken, incl. aanvulling der landhoofden, doch zonder bestrating, tramrails, etc. vergden een uitgaaf van ƒ 1.250.000.—

IV. De drooghouding der fundeeringsputten der middenpijlers

door

ir. G. P. NIJHOFF en ir. B. D. H. TELLEGEN.

De ondergrond en het grondwaterrégime: de factoren, waaruit het probleem der drooghouding bestond en de diepte van inhehng van den damwand; de stabiliteit van den putbodem en de hiervoor vereischte drukverlaging in den ondergrond; korte beschrijving van de installaties en de uitvoering; verrichte waarnemingen en enkele

hieruit opgemaakte conclusies.

De drooghouding der fundeeringsputten voor de middenpijlers vormde een vraagstuk van essentiëel belang, niet alleen voor de uitvoering, maar tevens, daar dit met de uitvoering ten nauwste samenhing, voor het ontwerp van de middenpijlers. De toegepaste uitvoeringsmethode was in principe niet nieuw. Een fundeeringsput, welke door een enkelen damwand van open water gescheiden is, was reeds vele malen tevoren toegepast, maar de afmetingen waren in dit geval zooveel grooter, dan hetgeen men tot dusver gezien had, dat er zeker moed voor noodig was om hier tot toepassing ervan over te gaan.

Men bedenke, dat de damwandkuipen gedurende de periodes der diepste afmaling bij H.W. een waterdruk zouden hebben te keeren tot een maximum van ongeveer 11.— m. Bovendien had men hier niet te maken met een ondergrond, bestaande uit klei, zoodat hier niet de mogelijkheid bestond, een waterdichte aansluiting aan den ondergrond te verkrijgen, door het inheien van den damwand over voldoende diepte in den bodem.

De ondergrond ter plaatse van de Koninginnebrug bestaat uit een complex lagen van zeer fijn slibhoudend zand, met plaatselijk enkele kleilagen van beperkte uitgestrektheid. De basis van dit complex, welke doorgaans gevormd wordt door een kleilaag van zeer varieerende dikte, bevindt zich ongeveer op het peil 16,25 a 17,00 — R.P.

Onder dit complex treft men aan een dikke watervoerende laag van zuiver matig grof en scherp zand, plaatselijk vermengd met grind. De onderkant van dit tweede complex bevindt zich doorgaans op het peil van ongeveer 30,00 — R.P. Deze laag is van onderen gewoonlijk afgesloten door kleilagen, althans door minder doorlaatbare lagen. De hieronder gelegen lagen kunnen buiten beschouwing blijven, daar zij geen invloed meer hebben gehad op de drooghouding der putten.

De bovenaangeduide formaties, d.w.z. het complex fijne bovenlagen en een zuivere en grovere zandlaag er onder, zetten zich op regelmatige wijze tot op zeer grooten afstand in alle richtingen voort.