™ DE INGENIEUR NTER

B. BOUW- EN WATERBOUWKUNDE 8.

INHOUD: De Vernieuwing van de Koninginnebrug te Rotterdam. V. De stalen bovenbouw, door ir. J. F. W. Burky. Korte technische berichten: De bouw van de Lorraine-brug te Bern. — Een merkwaardig waterreservoir. — Ongeval met de Hackensack-river-brug. — De breedte onzer wregen. — Erratum.

De vernieuwing van de Koninginnebrug te Rotterdam.

V. ) DE STALEN BOVENBOUW

door

ir. J. F. W. BURKY.

Ingenieur van Gemeentewerken te Rotterdam.

Constructie der brugkleppen. — Grondslagen der berekening. — Resultaten der materiaalbeproevingen. — Beschrijving der montage.

A. Algemeene beschrijving.

Het beweegbare gedeelte der Koninginnebrug bestaat uit een dubbele basoulebrug (zie fig. 58, blz. B 172) met

de volgende hoofdmaten:

afstand h. o. h. hoofddraaipunten 58,500 m

,, ,, hoofdliggers 18,250 m

systeemhoogte hoofdliggers bij verticaal:

0 — 3,500 m

7 — VII 6,900 m

tegengewichtsarm 6,826 m

veldlengte 4,004 m

Het draaipunt ligt 3,25 m achter voorkant pijler, zoodat de openingshoek bij een vrije doorvaart tusschen de voorkanten der kleppen van 49,50 m, circa 81° bedraagt.

De vakwerkhoofdliggers rusten elk in 2 glijdlagers, welke aangebracht zijn op de zoogenaamde oplegliggers, die den brugkelder overspannen.

Aan deze oplegliggers zijn tevens de aanslagen aangebracht tot opname der negatieve reactie door de mobiele last op de kleppen.

De kleppen zijn aan de voorzijde verbonden door vier grendels, twee in elke klep, die hun steunpunten vinden in de voorste dwarsdragers. De dwarsdragers zijn plaatijzeren liggers, welke buiten dc hoofdliggcrs in consolevorm verlengd zijn. De langshggers zijn normaal-en breede flensprofielen, die met continuïteitsplaten en hoekijzers aan de dwarsdragers zijn verbonden.

De brug heeft een windverband in het vlak van den onderrand. Ter plaatse van het hoofddraaipunt zijn de bovenranden gekoppeld door een kokerligger, die met de beide verticalen 7—VII een stijf raam vormt. Achter het hoofddraaipunt zijn de hoofdliggers sectorvormig uitgebouwd.

Op deze sectoren zijn tandheugels geconstrueerd, waarop de hoofdrondsels van het bewegingswerk aangrijpen.

B. Het dek. (zie fig. 59.)

Het dek, dat evenwijdig verloopt met den bovenkant der langsliggers, bestaat uit een horizontaal stuk in het midden van den rijvloer, ter lengte van 1,80 m en twee vlakke hellingen aan de kanten. Het bovendek wordt gevormd door 7 cm hooge jarrahhouten blokjes, waaronder een ca. 1 cm dikke asfaltlaag. De blokjes worden gespijkerd op het onderdek, bestaande uit 8 cm dikke jarrahplanken,

J) De deelen I t/m IV werden gepubliceerd in Bouw-en Waterbouwkunde 7 van De Ingenieur no. 20, de deelen VI, VII en VIII zijn gepubliceerd resp. in Werktuig en Scheepsbouw 7 en Electrotechniek 7 van De Ingenieur no. 21.

breed 30 cm. Teneinde het scheuren der blokjes bij het spijkeren te voorkomen, worden ze ter plaatse voorgeboord met behulp van electrische boormachinetjes. Boven de dwarsdragers zijn extra breede planken van 40 cm gebruikt. Aangezien de planken ter plaatse van het grootste aantal randplaten (3 stuks), zonder ingekeept te worden, op de dwarsdragers rusten, moet de tusschen de planken en de langsliggers ontstane ruimte opgevuld worden

Dwarsdoorsnede rijvloer met dek.

1

Fig. 59.